e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koster koster: de keuster (Tongeren), de kēster (Tongeren), de köster (Tongeren, ... ), köstər (Tongeren), ne kester (Tongeren) De koster [köster, kuster, keuster?]. [N 96B (1989)] || koster [RND] || Koster. [ZND 37 (1941)] III-3-3
kosteres kosteres: de kösteres (Tongeren) Een vrouw die het kostersambt uitoefent [kosteres, kosterin, kosterse?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kostganger kostganger: kosgenger (Tongeren), kosgänger (Tongeren), logeur (<fr.): logeur (Tongeren) een kostganger (die bij anderen inwoont) [ZND 28 (1938)] III-3-1
kostschool pensionaat (<fr.): pensionaat (Tongeren) kostschool [ZND 40 (1942)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: kɛrbəno:t (Tongeren), kɛrbənōͅi̯ (Tongeren), Fr. carbonade ( met verschillende bet.)  kêrmënôot (Tongeren), niet duidelijk aangegeven  kɛrmə’nōͅtə (Tongeren), kotelet: koͅrtəleͅtə (Tongeren), vlees  kòrtëlèt (Tongeren) Carbonade (krep, kermenaoj?) [N 16 (1962)] || gebraden varkensrib (karbonade) [Goossens 1c (1955b)] || karbonaden [Goossens 1b (1960)] || koteletten [Goossens 1b (1960)] || ribstuk || varkenslapje III-2-3
koud, mistig en somber weer nevelachtig (weer): nyfəlɛ̄tix (Tongeren), nevelweer: mv.: -ë (z.o. slêkkëwêer)  nüffëlwêer (Tongeren), stil (weer): stil (Tongeren) mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || mistig, nevelig || triest, stil weer [koereloeke] [N 22 (1963)] III-4-4
koudbeitel koudbeitel: kābiętǝl (Tongeren) In het algemeen een beitel waarmee op koud ijzer wordt gewerkt. De koudbeitel is meestal zeskantig in doorsnee, soms ook rond of ovaal. Het werktuig wordt voor diverse werkzaamheden gebruikt zoals het weghakken van bramen en lasslakken, het doorhakken van bouten en het splijten van metaal. De koudbeitel is soms van een steel voorzien. Zie ook afb. 49. [N 33, 109; N 33, 112-113; N 64, 69b; monogr.] II-11
koude mist koude nevel: káə nyfəl (Tongeren) gure, koude mist [zoere mok] [N 22 (1963)] III-4-4
koude noordenwind, bijs bijs: bəis (Tongeren), (Guffens).  baais (Tongeren) koude noorderwind [bies] [N 22 (1963)] || noordenwind [ZND 36 (1941)] III-4-4
koudvuur koudvuur: kaad vuur (Tongeren), vuur: vuur (Tongeren), wild vuur: wild vuur (Tongeren) Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 107 (2001)] III-1-2