19697 |
kraan |
kraan:
Fr. robinet
krôon (Q162p Tongeren)
|
kraan
III-2-1
|
32621 |
kraan van de metalen gierton |
kraan:
krǭn (Q162p Tongeren),
zeikkraan:
[zeik]krǭn (Q162p Tongeren)
|
De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.]
I-1
|
26555 |
kraangaten |
koter van de steen:
ku.tǝr van dǝ stę̄.n (Q162p Tongeren)
|
De twee gaten opzij in de molensteen waarin pinnen bevestigd kunnen worden die door de steenogen aan de onderzijde van de steenbeugels worden gestoken. [Vds 160; Jan 185; Coe 150; Grof 178]
II-3
|
24196 |
kraanvogel |
krienekraan:
krienekraon (Q162p Tongeren),
krienekroan (Q162p Tongeren),
krīēnëkrôon (Q162p Tongeren),
krīnəkrōͅn (Q162p Tongeren)
|
kraanvogel [ZND 01 (1922)], [ZND 17 (1935)] || kraanvogel (114 alleen op trek; nu vrij zeldzaam; in grote V-vormige troepen overvliegend; alleen in Oost-Brabant; overnachtend bij vennen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17918 |
krabben |
graaien:
graije (Q162p Tongeren),
krabben:
krabə (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
kretsen:
kretsə (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
kreͅtse (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
kreͅtsə (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
schuren:
šurə (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
šūre (Q162p Tongeren)
|
krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] || krabben: zijn hoofd krabben tegen jeuk [kraowe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25404 |
krabber |
haak:
uwǫk (Q162p Tongeren)
|
Een meestal kegelvormig metalen werktuig met scherpe onderrand waarmee men de geweekte varkensharen verwijdert. Aan de bovenkant van de krabber bevindt zich een haak waarmee men de na het krabben achtergebleven lange haren uittrekt of de nagels afrukt. Omdat men een krabber vaak zelf maakt of laat maken van restanten van ander, niet meer bruikbaar gereedschap (bv. het blad van een schoffel) komen allerlei vormen voor. Voor het mes waarmee men de geweekte ha-ren en opperhuid van het varken verwijdert zie men het lemma ''mes''. Zie afb. 6. [N 28, 28a; N 28, 36; monogr.]
II-1
|
18372 |
krakende schoen |
kraakschoen:
krōͅkšy.n (Q162p Tongeren)
|
schoenen die een krakend geluid maken als men er op loopt [kraokschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
23718 |
kralen van de rozenkrans |
bolletjes:
de böllekes (Q162p Tongeren)
|
De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32072 |
kram |
kram:
kram (Q162p Tongeren)
|
U-vormig gebogen ijzerdraad die aan beide einden van een punt is voorzien. [N 54, 18; monogr.]
II-12
|
21340 |
kramer |
kramer:
man die met een winkeltje op de markt staat
kramer (Q162p Tongeren)
|
Kramer. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|