e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krioelen kriskras dooreenlopen: kris-kras dùrèin lòupë (Tongeren), wriemelen: vriemelë (Tongeren) Krioelen: zich in alle richtingen dooreen bewegen (krioelen, kriemelen, wriemelen, friemelen, wemelen) [N 108 (2001)] III-1-2
kroep kroep: krŏĕp (Tongeren) Kroep: ontsteking van het strottehoofd en de luchtpijp die door afzettingen op het slijmvlies gevaar van verstikking met zich meebrengt (kroep, krop, pip). [N 107 (2001)] III-1-2
kroeshaar kroezelen: krūsele (Tongeren), krulhaar: krolwor (Tongeren) kroeshaar [N 10 (1961)] III-1-1
kroket kroket: gepaneerd, in olie gebraden langwerpig gerold balletje van aardappelpuree  kròkkét (Tongeren) kroket III-2-3
krols lopetig: lø&#x0304u̯pətix (Tongeren) loops, geslachtsdriftig ve kat [N 19 (1963)] III-2-1
krommen, ombuigen buigen: buige (Tongeren), ombuigen: umbuige (Tongeren), omdraaien: úmdrêejë (Tongeren), omplooien: umplooie (Tongeren), plooien: plooie (Tongeren) Krommen: een kromme gebogen vorm doen aannemen (krommen, buigen, draaien, krom maken) [N 108 (2001)] || Ombuigen: een andere richting geven (ombuigen, (om)plooien) [N 108 (2001)] III-1-2
kroon kroon: ən krōn (Tongeren), ənə krōn (Tongeren, ... ) een kroon [ZND A2 (1940sq)] III-3-1
kroonkandelaar, luster luster: ly.stər (Tongeren), lystər (Tongeren), lüstër (Tongeren) kroonluchter || lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
kroonluchter luster: ne luster (Tongeren) Een veelarmige lamp in de kerk, luchter, kroonluchter. [N 96A (1989)] III-3-3
kroonrad, kroonwiel kroonrad: krō.nrǭ.t (Tongeren), krǫwnrǭ.t (Tongeren) Groot horizontaal rad dat in watermolens met meer dan één maalgang op de koning is bevestigd. Het kroonrad doet twee tot vier rondsels draaien die dan elk een steenkoppel kunnen aandrijven. [Vds 80; Jan 105; Coe 91; Grof 101] II-3