20463 |
kuis, ingetogen |
deftig:
deftig (Q162p Tongeren)
|
kuis, zuiver [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23956 |
kuisheid |
deftigheids:
deftighèds (Q162p Tongeren)
|
Kuisheid, zuiverheid. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17773 |
kuit |
kriezel:
krīēzël (Q162p Tongeren),
kuit:
kait (Q162p Tongeren),
RK -> kuit
(kaait) (Q162p Tongeren),
kaait (Q162p Tongeren),
kaita (Q162p Tongeren),
RK: kuit ?
(kaait) (Q162p Tongeren),
kaait (Q162p Tongeren),
kaita (Q162p Tongeren)
|
hoe heet men de knieboog, d.w.z. de plooi achter in het been op de hoogte van de knie ? [ZND 36 (1941)] || kuit ve vis
III-1-1, III-4-2
|
18545 |
kuitbroek |
pofbroek:
pufbruk (Q162p Tongeren),
rijbroek:
rəibruk (Q162p Tongeren),
smokkelbroek:
smukəlbruk (Q162p Tongeren)
|
kuitbroek of kniebroek (vero) waarvan de pijpen juist onder de knieën werden dichtgebonden [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19123 |
kunnen |
kunnen:
kó’nnë (Q162p Tongeren)
|
kunnen
III-1-4
|
22241 |
kunstei om onder duiven te leggen |
plastic ei:
(toegift).
plastik ei (Q162p Tongeren)
|
kunstei om onder duiven te leggen, waarvan de goede eieren weggenomen of in het hok gebroken werden [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22997 |
kunstenaar |
kunstenaar:
kĕunstener (Q162p Tongeren)
|
Kunstenaar. [Willems (1885)]
III-3-2
|
32624 |
kunstmest |
engrais:
`ǭ ̞grę (Q162p Tongeren),
ǭngrę (Q162p Tongeren),
vreemd mest:
vrømp [mest] (Q162p Tongeren)
|
Onder kunstmest worden meststoffen verstaan, die - anders dan stalmest, compost, groenmest, gier e.d. - geen organische stoffen bevatten, maar kunstmatig, langs chemische weg bereid zijn. Van de opgesomde woordtypen lijken de meervoudsvormen de veelheid van kunstmestsoorten tot uitdrukking te brengen. Of en waar de woordtypen vette(n) en vreemde vette(n) als enkelvouds- dan wel als meervoudsvormen moeten worden opgevat, kon uit het materiaal niet worden opgemaakt. Met de typen gemengelde stoffen en alle mest ondereen wordt wellicht de zgn. mengmest of samengestelde kunstmest bedoeld, waarin zowel N (stikstof), als P (fosfor) en K (kali) voorkomen. Voorzover met een kunstmestterm uit deze opsomming een bepaalde soort kunstmest wordt (werd) aangeduid, is daarvan achter het nummer van de betreffende plaats melding gemaakt. Voor het (...)-gedeelte van de varianten hieronder zie men het lemma (stal)mest. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2b - 4, 8; JG 2c; N 11, 23 + 24; N 11A, 61; N P, 9 + 10]
I-1
|
32627 |
kunstmest strooien |
(kunstmest) strooien/strouwen:
strōi̯ǝ (Q162p Tongeren),
mest zaaien:
[mest] zę̄(i̯)ǝ (Q162p Tongeren)
|
Het strooien van kunstmest over het land gebeurt met de hand of met een machine. Voor beide zijn de benamingen meestal identiek. Slechts waar er voor het strooien met de hand en het machinaal strooien verschillende benamingen bestaan, wordt dit in het lemma aangegeven door "met de hand", resp. "machinaal" achter het plaatsnummer. [N 11, 24; N 11A, 63a + 64a + 65a; N P, 10a + b; JG 1b add.]
I-1
|
26443 |
kunststeen |
amaril:
ē.maril (Q162p Tongeren),
franse steen:
(mv)
fransǝ stęjn (Q162p Tongeren),
kunststeen:
(mv)
kø̄.nsstɛjn (Q162p Tongeren)
|
Nagemaakte, gegoten molensteen. De kunststeen is harder dan de natuursteen en vergt niet zoveel onderhoud. Als grondstof voor de kunststeen kunnen diverse steensoorten als carborundum, kwarts en amaril gebruikt worden. Het materiaal wordt gebroken, gesorteerd op fijnheid en met een speciale cement of kit in de gewenste vorm gegoten of geperst. Evenals de Franse steen bestaat de kunststeen uit twee lagen, een ballastlaag en een maallaag van ongeveer 15 cm waarin al kerven gegoten zijn met daartussen een zachtere vulling in een andere kleur. [N O, 17g; N O, 17f; Vds 185; Jan 175; Coe 118; Grof 140]
II-3
|