e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
landstreek streek: strīk (Tongeren, ... ), strī‧k (Tongeren) streek [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
lang duivenluisje duivenluis: dauvenlais (Tongeren) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: lang duiveluisje [N 93 (1983)] III-3-2
lang leven lang leven: znd 30, 15;  lang leve (Tongeren) lang leven [ZND 30 (1939)] III-2-2
lang schortlint lint: lintə (Tongeren), sleur: sly(3)̄rə (Tongeren), snoer: snu:r (Tongeren) linten, lange ~ of banden waarmee een voorschoot om het middel wordt geknoopt [binders] [N 24 (1964)] III-1-3
langbenig paard (een) hoge: hōgǝ (Tongeren), (een) langpotige: laŋkpōtǝgǝ (Tongeren) [N 8, 20 en 62i] I-9
langboom van de wagen langwagel: la.ŋkwǭ.gǝl (Tongeren) Lange dikke balk die de verbinding vormde tussen het voorstel en het achterstel van de langwagen. Via de lengte van de langboom kan de lengte van de langwagen bepaald worden. Op de langboom rusten de drie rongblokken van de wagen, waarop de rongen gezet konden worden ter ondersteuning van de zijwanden. De langboom steekt achteraan door een opening tussen het rongblok en het asblok en wordt daar verstevigd door de twee achterste tangarmen. Aan de voorzijde is de langboom door middel van een bout verbonden met het rongblok, de draaischijf, de zwik en het asblok, zodat het voorstel wendbaar is. [N 17, 44e; N G, 70b; JG 1b; JG 1d;monogr] I-13
lange achterzijde van de mand achterkant: achterkant (Tongeren) Hoe heet verder in Uw dialect: lange achterzijde van de mand? [N 93 (1983)] III-3-2
lange broek lange broek: laŋ bruk (Tongeren), ’n lang broek (Tongeren) lange broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)] || pantalon, lange broek [N 23 (1964)] III-1-3
lange grijze kous slachterskous: slaxtərskousə (Tongeren) kousen, lange grijze ~ die door slagers (beenhouwers) over de broekspijpen worden gedragen [beenhouwerskousen] [N 24 (1964)] III-1-3
lange kleurige herenkous hoos: huoizə (Tongeren) mannenkousen, lange kleurige ~ (vero) [hooze] [N 24 (1964)] III-1-3