23731 |
litanie van de rozenkrans |
litanie (<lat.):
de litteni (Q162p Tongeren)
|
De litanie van O.L. Vrouw, het slot van het Rozenhoedje [littenïj, lietenïj, lieteniej, lietenej?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18051 |
litteken |
litteken:
litei.kə (Q162p Tongeren),
liteͅikə (Q162p Tongeren),
litteeke (Q162p Tongeren),
litteiken (Q162p Tongeren),
littijka (Q162p Tongeren),
littijke (Q162p Tongeren)
|
Als een wond of zweer is genezen, blijt de plaats ervan meestal zichtbaar. die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [ZND 49 (1958)] || een litteken [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
23438 |
liturgisch vaatwerk |
kelken:
de kèlke (Q162p Tongeren)
|
De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23445 |
liturgische gewaden |
miskleren:
de mèsklèjjer (Q162p Tongeren),
pastoorskleren:
də pəstoorsklèjjer (Q162p Tongeren)
|
De paramenten, de liturgische gewaden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
27760 |
loden |
loden:
lōdǝ (Q162p Tongeren)
|
Sterk gevolde dichte wollen stof. [N 62, 90; 62, 75f; N 59, 201; monogr.]
II-7
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
blaken:
blǭ.kǝ (Q162p Tongeren),
blǭkǝ (Q162p Tongeren)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
34136 |
loeien van de koe tegen melkenstijd |
jammeren:
jammeren (Q162p Tongeren)
|
In N 3A, 5b is gevraagd naar "Hoe noemt men het loeien van de koe tegen melkenstijd?". De antwoorden van de respondenten komen in grote mate overeen met die op de vraag naar 'het loeien van de koe in het algemeen" (zie lemma 6.1, "loeien van de koe in het algemeen'). Woordtypen die niet in dat lemma voorkomen, maar wel in dit lemma zijn: [N 3A, 5c]
I-11
|
33965 |
loenje |
loos:
luø̜s (Q162p Tongeren)
|
Dubbele band die aan weerszijden van het bit vastgemaakt is, maar slechts tot achter de nek van het paard reikt (cf. definitie van lemma Teugel). Achter aan deze riem is het kordeel vastgemaakt. [JG 1b; N 13, 31]
I-10
|
17721 |
loeren |
loeren:
lurə (Q162p Tongeren),
lūrə (Q162p Tongeren),
lonken:
lonkə (Q162p Tongeren),
loŋke (Q162p Tongeren),
loŋkə (Q162p Tongeren),
Bet: loeren.
loncke (Q162p Tongeren)
|
kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)] || lonken (uitspraak en betekenis) [ZND 37 (1941)]
III-1-1
|
23311 |
lof |
lof:
t lòf (Q162p Tongeren),
ət lof (Q162p Tongeren)
|
het lof [RND] || Het lof, de kerkdienst met uitstelling van het Allerheiligste, gehouden op zondagmiddag, soms op zaterdagavond [lof, laof, zeëje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|