e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
litanie van de rozenkrans litanie (<lat.): de litteni (Tongeren) De litanie van O.L. Vrouw, het slot van het Rozenhoedje [littenïj, lietenïj, lieteniej, lietenej?]. [N 96B (1989)] III-3-3
litteken litteken: litei.kə (Tongeren), liteͅikə (Tongeren), litteeke (Tongeren), litteiken (Tongeren), littijka (Tongeren), littijke (Tongeren) Als een wond of zweer is genezen, blijt de plaats ervan meestal zichtbaar. die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [ZND 49 (1958)] || een litteken [ZND 37 (1941)] III-1-2
liturgisch vaatwerk kelken: de kèlke (Tongeren) De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)] III-3-3
liturgische gewaden miskleren: de mèsklèjjer (Tongeren), pastoorskleren: də pəstoorsklèjjer (Tongeren) De paramenten, de liturgische gewaden. [N 96A (1989)] III-3-3
loden loden: lōdǝ (Tongeren) Sterk gevolde dichte wollen stof. [N 62, 90; 62, 75f; N 59, 201; monogr.] II-7
loeien van de koe in het algemeen blaken: blǭ.kǝ (Tongeren), blǭkǝ (Tongeren) [N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.] I-11
loeien van de koe tegen melkenstijd jammeren: jammeren (Tongeren) In N 3A, 5b is gevraagd naar "Hoe noemt men het loeien van de koe tegen melkenstijd?". De antwoorden van de respondenten komen in grote mate overeen met die op de vraag naar 'het loeien van de koe in het algemeen" (zie lemma 6.1, "loeien van de koe in het algemeen'). Woordtypen die niet in dat lemma voorkomen, maar wel in dit lemma zijn: [N 3A, 5c] I-11
loenje loos: luø̜s (Tongeren) Dubbele band die aan weerszijden van het bit vastgemaakt is, maar slechts tot achter de nek van het paard reikt (cf. definitie van lemma Teugel). Achter aan deze riem is het kordeel vastgemaakt. [JG 1b; N 13, 31] I-10
loeren loeren: lurə (Tongeren), lūrə (Tongeren), lonken: lonkə (Tongeren), loŋke (Tongeren), loŋkə (Tongeren), Bet: loeren.  loncke (Tongeren) kijken: loeren [lonke, luime] [N 10 (1961)] || lonken (uitspraak en betekenis) [ZND 37 (1941)] III-1-1
lof lof: t lòf (Tongeren), ət lof (Tongeren) het lof [RND] || Het lof, de kerkdienst met uitstelling van het Allerheiligste, gehouden op zondagmiddag, soms op zaterdagavond [lof, laof, zeëje?]. [N 96B (1989)] III-3-3