20636 |
lolly |
lekstaf:
lêkstôof (Q162p Tongeren),
lekstek:
lêkstêk (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren)
|
likstok || lolly
III-2-3
|
33813 |
lomp paard |
karhengst:
kārheŋs (Q162p Tongeren)
|
[JG 1a; N 8, 62h]
I-9
|
34264 |
longen |
longen:
loŋǝ (Q162p Tongeren)
|
De longen of de long van het grootvee in het algemeen. [N 28, 88b]
I-11
|
31224 |
lood |
lood:
lōt (Q162p Tongeren)
|
De algemene benaming voor het zachte, blauwachtig witte metaal dat door de loodgieter wordt gebruikt. In plaatvorm vormt het de basis voor onder meer loketten, vorstlood en voetlood en als buis werd het vroeger veel toegepast bij de aanleg van waterleidingen. Zie ook de lemmata "loketten", "loketlood" en "voetlood" in Wld ii.9, pag. 178. [N 64, 102a-e; monogr.]
II-11
|
31186 |
loodgieter |
loodgieter:
lōt˲gītǝr (Q162p Tongeren),
plombier:
plǫbję (Q162p Tongeren),
zingueur:
zɛkø̜r, zɛkø̜̄r (Q162p Tongeren
[(ook gebruikt als benaming voor de zinkbewerker)]
)
|
Ambachtsman die vroeger vooral zink en blik bewerkte, loden buizen maakte en herstelde, dakgoten en regenpijpen plaatste en repareerde en, zo blijkt uit de antwoorden van de zegslieden, soms ook waterpompen aanlegde. Tegenwoordig installeert en repareert hij vooral sanitaire installaties en verwarmingstoestellen. Zie ook het lemma "zinkbewerker". Het woord pompenmaker werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt als benaming voor een koperslager. Zie ook het lemma "koperslager". [N 64, 161a; L 34, 17a-b; monogr.]
II-11
|
33250 |
loof van de bieten afplukken |
bladeren:
blø̜̄rǝ (Q162p Tongeren)
|
Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.]
I-5
|
21686 |
loon |
daghuur:
ps. omgespeld volgens Frings.
dōͅx hy(3)̄r (Q162p Tongeren),
loon:
ps. omgespeld volgens IPA.
lōn (Q162p Tongeren),
quinzime (fr.):
ps. omgespeld volgens IPA.
kəzeͅm (Q162p Tongeren),
traktement:
ps. omgespeld volgens IPA.
traktəmeͅnt (Q162p Tongeren)
|
loon, wat men verdient [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21596 |
loop van een geweer |
geweerloop:
het gewĕrlaup (Q162p Tongeren),
loop:
leuff (Q162p Tongeren),
loup (Q162p Tongeren)
|
De loop van een geweer [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
20132 |
loops |
lopetig:
lø̄u̯pətix (Q162p Tongeren),
lø.ypətix (Q162p Tongeren),
rijig:
rīx (Q162p Tongeren)
|
konijn, geslachtsdrift vertonend [N 19 (1963)] || loops, geslachtsdriftig ve teef [Goossens 2c], [N 19 (1963)]
III-2-1
|
24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
loot:
lot (Q162p Tongeren),
scheut:
shweut (Q162p Tongeren)
|
loot [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|