e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lolly lekstaf: lêkstôof (Tongeren), lekstek: lêkstêk (Tongeren, ... ) likstok || lolly III-2-3
lomp paard karhengst: kārheŋs (Tongeren) [JG 1a; N 8, 62h] I-9
longen longen: loŋǝ (Tongeren) De longen of de long van het grootvee in het algemeen. [N 28, 88b] I-11
lood lood: lōt (Tongeren) De algemene benaming voor het zachte, blauwachtig witte metaal dat door de loodgieter wordt gebruikt. In plaatvorm vormt het de basis voor onder meer loketten, vorstlood en voetlood en als buis werd het vroeger veel toegepast bij de aanleg van waterleidingen. Zie ook de lemmata "loketten", "loketlood" en "voetlood" in Wld ii.9, pag. 178. [N 64, 102a-e; monogr.] II-11
loodgieter loodgieter: lōt˲gītǝr (Tongeren), plombier: plǫbję (Tongeren), zingueur: zɛkø̜r, zɛkø̜̄r (Tongeren  [(ook gebruikt als benaming voor de zinkbewerker)]  ) Ambachtsman die vroeger vooral zink en blik bewerkte, loden buizen maakte en herstelde, dakgoten en regenpijpen plaatste en repareerde en, zo blijkt uit de antwoorden van de zegslieden, soms ook waterpompen aanlegde. Tegenwoordig installeert en repareert hij vooral sanitaire installaties en verwarmingstoestellen. Zie ook het lemma "zinkbewerker". Het woord pompenmaker werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt als benaming voor een koperslager. Zie ook het lemma "koperslager". [N 64, 161a; L 34, 17a-b; monogr.] II-11
loof van de bieten afplukken bladeren: blø̜̄rǝ (Tongeren) Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.] I-5
loon daghuur: ps. omgespeld volgens Frings.  dōͅx hy(3)̄r (Tongeren), loon: ps. omgespeld volgens IPA.  lōn (Tongeren), quinzime (fr.): ps. omgespeld volgens IPA.  kəzeͅm (Tongeren), traktement: ps. omgespeld volgens IPA.  traktəmeͅnt (Tongeren) loon, wat men verdient [N 21 (1963)] III-3-1
loop van een geweer geweerloop: het gewĕrlaup (Tongeren), loop: leuff (Tongeren), loup (Tongeren) De loop van een geweer [ZND 30 (1939)] III-3-1
loops lopetig: lø&#x0304u̯pətix (Tongeren), lø.ypətix (Tongeren), rijig: rīx (Tongeren) konijn, geslachtsdrift vertonend [N 19 (1963)] || loops, geslachtsdriftig ve teef [Goossens 2c], [N 19 (1963)] III-2-1
loot, nieuw uitgelopen twijgje loot: lot (Tongeren), scheut: shweut (Tongeren) loot [ZND 01 (1922)] III-4-3