19589 |
marmiet, koperen ketel |
marmiet:
mërmït (Q162p Tongeren)
|
grote ketel met hengsel
III-2-1
|
19185 |
martelen |
martelen:
matələ (Q162p Tongeren),
mātəla (Q162p Tongeren),
zichzelf afmatten
matələ (Q162p Tongeren)
|
martelen [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|
24350 |
marter |
fluwijn:
< fr. fouine met l-epenthese
flëwain (Q162p Tongeren),
steenmarter
flewaain (Q162p Tongeren)
|
fluwijn || marter, soort [ZND 48 (1954)]
III-4-2
|
22440 |
masker |
maske:
əə maskə (Q162p Tongeren),
Mèt Vêstënuòvënd vërkòchtë dë bàrbie:rs maskës én allëman mòs (of moe:s) èin hùbbë én zat dan zó ë lèid moembakkës òp.
maskë (Q162p Tongeren),
mombakkes:
Hum.; soms beschouwd als boers.
moembakkës (Q162p Tongeren),
Naast moembàkkës.
mómbàkkes (Q162p Tongeren)
|
Een masker (vastenavond). [ZND B1 (1940sq)] || Masker (hum.). || Masker.
III-3-2
|
20469 |
masturberen |
(-) afspelen:
m ôofspeelë (Q162p Tongeren),
z`n muis ôofspeelë (Q162p Tongeren),
zënë sjaarël ôofspeelë (Q162p Tongeren),
hem afspelen:
m ôofspeelë (Q162p Tongeren),
zijn charles afspelen:
zënë sjaarël ôofspeelë (Q162p Tongeren),
zijn muis afspelen:
z`n muis ôofspeelë (Q162p Tongeren)
|
onanie plegen, zichzelf bevlekken [zn eige aftrekke, afspelen] [N 10C (1995)], [N 10C (zj)]
III-2-2
|
33044 |
mathaak |
zichthaak:
[zicht]huok (Q162p Tongeren),
[zicht]huǝk (Q162p Tongeren)
|
Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2]
I-4
|
24208 |
matkopmees |
tietemees:
titəmēs (Q162p Tongeren)
|
matkopmees (11,5 kleur als zwarte mees [053], maar zonder nekplek; broedt alleen in vermolmd hout, liefst in vochtig bos; roep [ti-ti-ti-pè-pè-pè], in voorjaar [tjuu-tjuu-tjuu] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19393 |
matras |
matras:
matras (Q162p Tongeren),
mëtras (Q162p Tongeren)
|
matras
III-2-1
|
18414 |
matrozenpakje |
col marin (fr.):
koͅlmareͅ (Q162p Tongeren)
|
matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)]
III-1-3
|
20909 |
mayonaise |
mayonaise:
maienêes (Q162p Tongeren),
mainêes (Q162p Tongeren),
màjònéés (Q162p Tongeren)
|
mayonaise [RND]
III-2-3
|