e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
melganzevoet hoogop: hōgǫp (Tongeren), wilde spinazie: wel spināžǝ (Tongeren) Chenopodium album L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op braakliggend land en bouwland, vooral bij sterke bemesting, en met name ook waar pulpkuilen gestaan hebben. Het heeft witte bloemtrosjes, die van juli tot de herfst bloeien, en bladeren die van boven dof en van onder wit-melig zijn. De hoogte varieert van 15 tot 120 cm. [JG 1a, 1b; A 60A, 83; monogr.] I-5
melk melk: me.lǝk (Tongeren), mę.lǝk (Tongeren), męlk (Tongeren), męlǝk (Tongeren), mɛlk (Tongeren) De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.] I-11
melk van het paard melk: męlǝk (Tongeren), paardsmelk: piętsme̜lǝk (Tongeren), zok: zu̯ø̜k (Tongeren) De biest- of paardsmelk bevat ingrediënten die het veulen tegen verscheidene ziekten weerstand geven en die er bovendien voor zorgen dat het darmpek, de taaie, donkere substantie die zich in de darmen van het pasgeboren veulen bevindt (zie het lemma ''de eerste uitwerpselen van het veulen'' (5.7)), verwijderd wordt.' [N 8, 32.6 en 57] I-9
melkaders melkaderen: mɛlǝkǫi̯ǝrǝ (Tongeren) De aders langs de buik naar de uier. [N 3A, 118a] I-11
melkafromer melkmachine: me.lǝkmǝšīn (Tongeren), mɛlkmǝšīn (Tongeren), melkromer: męlkrōmǝr (Tongeren) De afromer scheidt de roomlaag van de melk. Dit scheiden kan gebeuren door een grote schuimspaan of een houten lepel te gebruiken. Met een houten latje kan men room tegenhouden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden plateel of teil vloeit. Men kan de room eenvoudig met een vinger wegdoen of men kan die wegblazen. Moderner is de scheiding van room en melk met een melkmachine of centrifuge. [N 12, 57 en 58; JG 1a, 1b; A 23, 3; monogr.] I-11
melkboer melkboer: mɛləkbu:r (Tongeren) melkboer [RND] III-3-1
melkdistel auwdistel: met paarse bloemen, [Sonchus]  audïssël (Tongeren), dauwdissel: cf audissel [Sonchus arvensis] en var.  daudïssël (Tongeren), dauwdistel: doͅu̯destəl (Tongeren), oͅu̯desəl (Tongeren), cf audissel [Sonchus arvensis] en var.  daudïssël (Tongeren), met paarse bloemen, [Sonchus]  audïssël (Tongeren), suikerij: soekeraai (Tongeren, ... ) [ZND 01 a-m (1922)]melkdistel [ZND 01 (1922)] || Zachte melkdistel (voor konijnen) [ZND 23 (1937)] I-7, III-4-3
melken melken: me.lǝkǝ (Tongeren), mɛlǝkǝ (Tongeren) Melk uit de uiers van de koe drukken. Zie afbeelding 9. [L 38, 44; JG 1a, 1b; Wi 26; Vld.; monogr.] I-11
melkgebit melktanden: męlǝktān (Tongeren), veulenstanden: vi̯ø̜lǝstān (Tongeren), veulentand(en): vȳǝlǝtā.nt (Tongeren) Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a] I-9
melkgebit van kalveren kalverstanden: kāvǝrstān (Tongeren) [N 3A, 108a] I-11