e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
middagdutje doen noenslapen: Het subst. bestaat niet, wel de uitdr.  nu:n slwopə (Tongeren) middagslaapje [ZND B1 (1940sq)] III-1-2
middagmaal diner: Fijn of feestelijk middagmaal  dīēné (Tongeren), noen, de -: noen (Tongeren), mënë n؉n és òp: m¯n middagmaal is "op"(gegeten)  nōēn (Tongeren), noeneten: nōēnêtë (Tongeren), hët n؉nêtë: het middageten  nōēnêtë (Tongeren) diner || middagmaal || middagmalen || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 12 uur [ZND 18G (1935)] III-2-3
middellangeafstandsvlucht halve fond: halve fond (Tongeren) middellange afstandsvlucht (tussen 100 en 300 km)? [N 93 (1983)] III-3-2
middelste kegel koning: de keuning (Tongeren, ... ), de keunéng (Tongeren), de keunɛng (Tongeren) Hoe heet de middelste kegel in het kegelspel? [ZND 36 (1941)] III-3-2
middelste rongblok middelste schei: midǝlstǝ šɛi̯ (Tongeren), pulm: pømǝl (Tongeren) Middelste van de drie rongblokken van een hoogkar of een wagen. De woordtypen pulm, pulf, pulver, pulp en pul staan voor een specifiek rongblok, dat ter versteviging diende en geen rongen had. In het materiaal kwamen vaak benamingen voor die ook bij het meer algemene "rongblok" gegeven waren. Vanwege hun algemene karakter zijn die hier niet meer opgenomen. [N 17, 13b + 44h; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2b] I-13
middelvinger middelste vinger: middelstë vingër (Tongeren), middelvinger: middëlvingër (Tongeren) Middelvinger: de middelste, langste vinger (middelvinger, middelste vinger, langeman, lang(st)e vinger). [N 106 (2001)] III-1-1
middendeel van het paard lijf: lai̯.f (Tongeren), pens: pɛns (Tongeren) De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12] I-9
middennaafbanden dombanden: dombān (Tongeren), dombɛ̄n (Tongeren) De ijzeren banden om het brede gedeelte van de naaf, aan weerszijden van de spaken. Zie ook afb. 214 en de lemmata ɛmuilbandɛ en ɛachternaafbandɛ.' [N G, 43e; N 17, 60; JG 1a; JG 1b; L 39, 22 add.; monogr.; div.] II-11
middenpad middenbeuk: de middebeuk (Tongeren) De hoofdgang, de middengang van de kerk [middenpad?]. [N 96A (1989)] III-3-3
middenregel travers: trávē̜r (Tongeren) Elk van de horizontale planken tussen de onder- en bovenregel van de vergaring van een paneeldeur. [N 55, 26e; monogr.] II-9