e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
middenrif middelrif: middëlrif (Tongeren) Middenrif: spierachtig vlies tussen borst- en buikholte (rand, middenrif, middelrif, middelvlies). [N 106 (2001)] III-1-1
middenschip middenbeuk: de middebēūk (Tongeren) De hoofdruimte, de grote middelruimte van een kerkgebouw [schip, langschip, middenschip, middelsjeep?]. [N 96A (1989)] III-3-3
middenspeler halfback: Eng. half-back.  hàafbàk (Tongeren) Middenspeler (voetb.). III-3-2
middenspeler add. halfbackcenter: Eng. hàafbàk (z. ald.) + sênter (centrum).  hàafbàksêntër (Tongeren) Middenste middenspeler (spil) (voetb.). III-3-2
midvoor centervoor: sêntërveur (Tongeren) Centervoor speler (voetb.). III-3-2
mier piesworm: piswørəm (Tongeren), piswø͂ͅrm (Tongeren), piswøͅrm (Tongeren), piswùrrëm (Tongeren) mier [Willems (1885)], [ZND B2 (1940sq)] || mier [zeikdemp(el), -lem, -meik, -diem, -worm, -mier, moer-, muurzeiker, aomzeiksel, aomezeik] [N 26 (1964)] || mier. De algemene benaming? [N102 (1998)] III-4-2
mierenei pieswormei: piswøͅrmɛi̯ (Tongeren) mierenei [zeekmoejerseike] [N 26 (1964)] III-4-2
mierenhoop pieswormennest: piswøͅrmənɛs (Tongeren) mierennest [zeekmoejersnest] [N 26 (1964)] III-4-2
mijt mot: mot (Tongeren) mijt [Willems (1885)] III-4-2
mijt afdekken dekken: dekǝ (Tongeren), toemaken: tāu̯mākǝ (Tongeren) De korenmijt van een dak voorzien. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Bij besteken merkt Goossens in zijn materiaal op: "meer speciaal de grote band om de kop". [N 15, 45a; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4