e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rechterachterkwartier achterste kwartier rechts: ē̜stǝ kǝrtīr rē̜xs (Tongeren) Het kwartier van de uier rechts achter. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116d] I-11
rechtervoorkwartier voorste kwartier rechts: vu̯østǝ kǝrtīr rēxs (Tongeren) Het kwartier van de uier rechts voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116c] I-11
rechtse linkse ploeg: lęŋksǝ [ploeg] (Tongeren), rechtse ploeg: rɛxsǝ [ploeg] (Tongeren) Met de in dit lemma "links" of "rechts" genoemde ploegen wordt bedoeld, dat schaar + strijkbord, kouter en voorschaar - ook bij wentelploegen - onderling en t.o.v. de ploegboom een zodanige stand hebben, dat de ploeg (van achteren gezien) de voor hetzij naar rechts, hetzij naar links omkeert. Over het algemeen kende men naar rechts werkende ploegen. Uit de meeste opgaven blijkt duidelijk dat ze werden verstrekt naar aanleiding van eenscharige ploegmodellen. [N 11, 30 add.; N 11A, 70 a + b; monogr.] I-1
rechtstaande oren ezelsoren: jeͅzəlsōrə (Tongeren), hondsoren: hōntsōre (Tongeren) oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)] III-1-1
rechtvaardig rechtvaarlijk: rëfièlik (Tongeren) rechtvaardig III-1-4
rector overste: de jieuverste (Tongeren), rector (lat.): ne rektor (Tongeren) Een rector, de geestelijk leider van een klooster of gesticht. [N 96D (1989)] III-3-3
redingote? redingote (fr.): lange zwarte lakenjas zonder achterpanden  rədĕgo (Tongeren) riddingot, in de betekenis van kostuum(onderdeel); betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] III-1-3
reeks, rij serie: mv.: -ë  sërīē (Tongeren) serie, reeks III-4-4
reep perk: vooral chocolade Gêf mïch (of: gêmmïch) mier ë pêr¯¯k sjoeklôot  pêr’’k (Tongeren) reep III-2-3
regel regel: rēgǝl (Tongeren) In het algemeen de horizontale dwarsbalkjes die tussen de stijlen worden aangebracht. Men onderscheidt boven-, tussen- en onderregels. Zie ook afb. 169. [N 56, 129i; monogr.] II-12