e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
salie self: naar Pâque  self (Tongeren) I-7
salueren salueren (<fr.): sáluwjèrrë (Tongeren) groeten van soldaten (salueren) [N 102 (1998)] III-3-1
samentrekken van de vleugels toegooien: tauwgooien (Tongeren) Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: het samentrekken van de vleugels bij het vallen? [N 93 (1983)] III-3-2
sanctus sanctus (lat.): de sánktus (Tongeren) Het (vaste) misgezang dat op de prefatie volgt, het sanctus. [N 96B (1989)] III-3-3
sandaal sandaal: səndal (Tongeren, ... ) sandaal [N 24 (1964)] III-1-3
satijn satijn: sǝtajn (Tongeren) Glanszijde, atlas, een oorspronkelijk alleen zijden, later ook halfzijden (katoen en zijde) gekeperde stof, zeer glad geweven, namelijk zo dat de bindingsknopen zoveel mogelijk over de oppervlakte verspreid liggen (Van Dale, pag. 2488). [N 62, 80a; N 62, 80b; N 62, 98; N 59, 201; MW; Wi 53; monogr.] II-7
satinet satinet: satinɛt (Tongeren) Katoenen, geglansd satijnweefsel; ook half wol, half katoen. [N 62, 80b; N 62, 80a; MW] II-7
saus saus: sèèz (Tongeren) saus [RND] III-2-3
sauslepel sauslepel: sāsløͅpəl (Tongeren) lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
savooiekool savooi: savvói (Tongeren), səvōi (Tongeren), savooie: səvo.jə (Tongeren), savooikool: sevòj kø͂ͅl (Tongeren), schelk: sjal"k (Tongeren) [Goossens 1b (1960)] [N Q (1966)]savooie kool als gerecht [N Q (1966)] || savooikool I-7, III-2-3