e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sering jozemijn: zjozemiene (Tongeren), zjózzëmīēn (Tongeren, ... ), De j uitgesproken in t frans Joseph.  jozeminne (Tongeren, ... ), meibloem: naar Pâque  meibloeme (Tongeren), pinksbloem: pengse "Pinksteren  péngsbloem (Tongeren, ... ) [DC 17 (1949)]sering [DC 17 (1949)] I-7, III-4-3
servies servies: Fr. service  sërvīēs (Tongeren) servies III-2-1
servituut akkerweg: ennen akkerwèg (Tongeren), steegje: e steegske (Tongeren), vaart: ’n vaot (Tongeren), veldweg: veldweg (Tongeren) Hoe heet een weg, die vanaf de straat toegang geeft tot een akker, die anders niet zou te bereiken zijn? [ZND 37 (1941)] III-3-1
sierlijke omslagdoek sjaal: šāl (Tongeren) omslagdoek, sierlijke ~ met franjes, thans nog wel in gebruik als kapstok- of tafelkleedje [draadjesneusdoek, fraanjeldook] [N 23 (1964)] III-1-3
sigaar fakkel: Slêchtë siggàrë nümdë së kêskësjȉt òf fäkkël  fäkkël (Tongeren), pafferik: paffërik (Tongeren), sigaar: sëgàar (Tongeren), ën Hàvvàn és ën goei sïggàar: een Havannais..  sïggàar (Tongeren) sigaar || slechte sigaar III-2-3
sigarenpijpje porte-cigare: Fr. porte-cigare  pòrtsëgàar (Tongeren) sigaren-pijpje III-2-3
sigaret pafferik: paffërik (Tongeren), sigaret: Fr. cigarette  sëgërèt (Tongeren), ën Sïggërèt ròlle, èin òpstêkë, èin ô¯nstêkë  sïggërèt (Tongeren) sigaret III-2-3
sigarettenpijpje porte-cigarette (fr.): pòrtsëgrèt (Tongeren) sigarettenpijpje III-2-3
sijs sijs: sēs (Tongeren), sijsje: séskë (Tongeren) sijs || sijs (12 groenig, maar man heeft zwart petje en sikje; alleen trek- en wintervogel, dan in dichte danszwermen, meest bij elzen; zeer geliefde kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
sikkel sikkel: sekǝl (Tongeren), zichel: zi.xǝl (Tongeren) Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c] I-5