e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
smeerpoes drekbeer: beer in vorm van mnl. varken  drêkbêer (Tongeren) vuile, onverzorgde persoon III-1-4
smeren smeren: smɛ̄rə (Tongeren, ... ), sm‧ēͅrə (Tongeren) smeren [ZND A1 (1940sq)] III-2-3
smeulen luimeren: hët vüur laimërt nòg wat  laimërë (Tongeren) smeulen III-2-1
smid smid: smē.t (Tongeren  [(mv sm ̇ē)]  ), smę.t (Tongeren  [(mv smē.)]  ) In het algemeen een handwerksman die metaal, meestal ijzer, met behulp van hamers en andere gereedschappen bewerkt om er werktuigen of andere voorwerpen van te vervaardigen. Doorgaans wordt het metaal voor de verwerking in de smidsvuurhaard verhit en vervolgens op het aambeeld met behulp van smeedhamers in een bepaalde vorm gesmeed. Het woordtype vlammer (Q 113) is een afleiding van het werkwoord vlammen (vlɛmǝ) dat onder meer "slaan" kan betekenen. Vgl. ook RhWb II, kol. 548 s.v. Flammer, "Schmied".' [Wi 6; S 33; L 6, 78; L 8, 99; Weijnen BN 4, 6; N 33, 1a-b; monogr.] II-11
smidsbed smis(se)bed: smis˱bęt (Tongeren) Het horizontale, van baksteen of ijzer vervaardigde werkvlak van een smidsvuurhaard waarin één of meer stookgaten zijn aangebracht. [N 33, 10; monogr.] II-11
smidse smis(se): smis (Tongeren) In het algemeen de werkplaats van een smid en meer in het bijzonder de plaats waar de smidsvuurhaard is ondergebracht. Zie ook afb. 1. [N 33, 5; S 33; JG 1a; JG 1b; monogr.] II-11
smidskolen smeedkolen: smē.kwolǝ (Tongeren) De kolen die door de smid voor het stoken van de smidsvuurhaard worden gebruikt. Het lemma bevat benamingen voor verschillende soorten steenkool. Onder vetkool verstaat men steenkool met twintig tot dertig procent vluchtige bestanddelen. Cokes ontstaan wanneer steenkolen in een cokesoven van hun vluchtige bestanddelen worden ontdaan. Zij worden onder meer bij het smelten van ijzererts gebruikt. De term nootjes is van toepassing op steenkool waarvan de afmeting varieert van 6 tot 120 mm doorsnede. Zie ook de lemmata "nootjeskool", antraciet", "industriekool" en "cokes" in Wld II.5, pag. 215 - 217. [N 33, 29a-b; N 64, 25a add.; monogr.] II-11
smidsvrouw smedersvrouw: smēǝrs˲vrǫw (Tongeren) De vrouw van de smid. [Wi 18a; monogr.] II-11
smikkelen, smullen smokkelen: smoeggëlë (Tongeren) zich te goed doen III-2-3
snavel bek: bek ve vogel  bêk (Tongeren) snavel III-4-1