e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spruitkool, spruitje spruitkool: spraut(keul) (Tongeren), sprawtkø̄l (Tongeren) [N Q (1966)]spruitkool I-7
spuiten spuiten: spuite (Tongeren), zjitsen: met de zjits= met de tuinslang  zjitsë (Tongeren), Spuiten met kleine straal, [zjïts: spuit van waterslang].  zjïtsë (Tongeren) Met kracht vloeistof door een nauwe opening persen (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen) [N 108 (2001)] III-1-2
staakbonen staakbonen: [Phaseolus vulg.]  stôokbónë (Tongeren) krombek, gewone boon I-7
staakijzer van de watermolen as: ā.s (Tongeren), boom: bō.m (Tongeren) Bij watermolens een loodrecht staande, zware spil die aan de bovenzijde met een nok in het gat van de rijn van de loper past en aan de onderzijde in een op een beweegbare balk staande ijzeren pot draait. Op het staakijzer is een rondsel gemonteerd. Het geheel bevindt zich bij watermolens meestal onder de molenstenen. Achter het plaatscodenummer is tussen haakjes vermeld van welk materiaal het staakijzer in de betreffende plaats is vervaardigd. Zie ook het lemma ɛstaakijzer van de windmolenɛ.' [Vds 82; Jan 104; Coe 90; Grof 103; A 42A, 14; A 42A, 22; N D, 14] II-3
staal, monster staal: stwǫjl (Tongeren) Een lapje stof om daarnaar de hoedanigheid, kleur, enz. van het gehele stuk te beoordelen. [N 62, 71c; MW] II-7
staan staan: steun (Tongeren) staan [ZND 46 (1946)] III-1-2
staande lamp lampadaire (fr.): lôpëdêer (Tongeren), Fr. lampadaire  lampëdêer (Tongeren), lôpëdêer (Tongeren) schemerlamp || staande lamp III-2-1
staart staart: stat (Tongeren), varkensstaart: vę ̞.rǝkǝstat (Tongeren) Zie afbeelding 2. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60] I-12, I-9
staartkwast kwispel: kwespǝl (Tongeren) Kwastig uiteinde van de staart. [N 3A, 114] I-11
staartmees langstaart tietemees: laŋkstat titəmēs (Tongeren) staartmees (14 klein bolletje met heel lang staartje; maakt bolnest van veertjes en mos [N 09 (1961)] III-4-1