e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stoutmoedig kloek: kloek (Tongeren, ... ) stoutmoedig, vrijpostig III-1-4
straal straal: struǝl (Tongeren), struǫl (Tongeren), veulensvoet: vyø̜.lǝs˲vūt (Tongeren) Veerkrachtig eeltweefsel, enigszins in de vorm van een pijlpunt (mnl. straal: pijl), dat de driehoekige ruimte van de achterrand van de steunsels van een paardehoef opvult. Tilt men de hoef op, moet er een goed ontwikkelde straal te zien zijn. Beginnend bij de bal van de voet en in één punt uitlopend naar de teen werkt de straal als een antislipmechanisme. Zie afbeelding 5. [JG 1a, 1b; N 8, 33 en 34] I-9
straatbezem bezem: beͅsəm (Tongeren), bɛsəm (Tongeren), keerborstel: kārboͅsəl (Tongeren), straatborstel: struoitbosəl (Tongeren) bezem, hard, gebruikt voor ruwer werk, zowel binnen- als buitenshuis (harde bezem) [N 20 (zj)] || borstel; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
straatgoot vliet: vljuit (Tongeren), vləøt (Tongeren) De straatgoot langs de weg [ZND 24 (1937)] || goot (straatgoot langs de stoep) [ZND B1 (1940sq)] III-3-1
strafschop penalty (eng.): Eng. penalty straf, boete.  pénnaltï (Tongeren) Strafschop zonder hindering op doel (voetbal). III-3-2
stremsel rinsel: ręnsǝl (Tongeren) Het zuur dat bij de melk wordt gevoegd om het te laten stollen. [A 7, 26; N 3E (II] I-11
streng half lood: hāf lōt (Tongeren), pop: pup (Tongeren) Een streng garen, een gewonden en veelal ineengedraaide bundel waarin garen in de handel komt. De woordtypen lood, half lood, loodje en onsje duiden op een bepaalde hoeveelheid gewicht garen. [N 62, 56c; L 7, 58; L 28, 14; Gi 1.IV, 25; MW; S 36; monogr.] II-7
streng garen [cf. wld ii.7: 24-25] half lood: ĕn haaf lood goan (Tongeren), pop: en poep gaon (Tongeren) Het wollen breigaren wordt in strengen verkocht: hoe heet zo een streng garen? [ZND 28 (1938)] III-1-3
strengbeugels beugels: bø̄gǝls (Tongeren) Beugels die de strengen met het haam of het borsttuig verbinden. Als deze verbinding uit haken bestaat, spreekt men van strenghaken (zie lemma Strenghaken). Een aantal informanten maakt in de benaming voor dit verbindingsstuk echter geen onderscheid tussen haken en beugels. De benamingen die voor haken én beugels in het algemeen zijn opgegeven, werden hier voorop geplaatst. [N 13, 59a] I-10
strengen haamtrek: hō.mtręk (Tongeren), kartrekken: kārtrękǝ (Tongeren), trekken: trekken (Tongeren), trękǝ (Tongeren), trekriemen: (enk)  trękrīm (Tongeren  [(leer)]  ) Aanvulling van het lemma strengen in wld I.10: kettingen of touwen waarmee een paard de kar of wagen trekt. [N 17, 26; N 5A II, 59c; monogr.] || Kettingen of touwen waarmee een paard de kar of wagen trekt. Het ene uiteinde ervan zit aan de trekhaken van het haam of van het borsttuig vast, het andere aan de voorste schei of aan een haak in de berrie van de kar of wagen. De benamingen voor strengen die uit touw vervaardigd zijn, werden achteraan geplaatst. Bij het woordtype strengen is niet altijd mogelijk uit te maken of de opgegeven dialectvariant enkelvoud of meervoud is. Het lemma Veldstrengen, dat zijn strengen waarmee een paard een akkerwerktuig voorttrekt, is al eerder behandeld in WLD I, afl. 2, p. 178. [JG 1a, 1b, 2a, 2b, 2c; N 13, 57, 58a en 58b] I-10, I-13