e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuieren tuieren: tai̯ǝrǝ (Tongeren) Een koe of geit laten grazen aan een touw dat met een paal in de grond bevestigd is. Men doet dit om het af te grazen stuk grasland te beperken. [N 3A, 14h; N 14, 71; L 27, 5; A 17, 20; JG 1c, 2c; Vld.; monogr.] I-11
tuierhamer tuierhamer: tai̯ǝrhãmǝr (Tongeren) De zware, houten hamer waarmee men de tuierpaal in de grond drijft. [N 14, 73b en 74; N 3A, 14h; A 17, 20; monogr.; add. uit N 14, 71; S 15] I-11
tuierpaal pag: pax (Tongeren), pāx (Tongeren), peel: pī.l (Tongeren), pīl (Tongeren), tuier: tai̯ǝr (Tongeren), tuierpag: tai̯ǝrpax (Tongeren), tuierpeel: tai̯ǝrpīl (Tongeren) De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71] I-11
tuierplaats tuier: tai̯ǝr (Tongeren) Cirkelvormig stuk weiland dat een getuierde koe of geit kan afgrazen. [N 14, 72; monogr.] I-11
tuiertouw, tuierketting kettel: kętǝl (Tongeren), loenje: lui̯n (Tongeren) Het touw of de ketting waarmee men de koe of de geit aan de tuierpaal vastmaakt. [A 17, 20; N 3a, 14h; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 73b] I-11
tuiertuig tuier: tai̯ǝr (Tongeren) Het tuiergereedschap in het algemeen. [N 3A, 14h] I-11
tuin hof: huòf (Tongeren), huə.f (Tongeren), uoͅf (Tongeren) hof [ZND 04 (1924)] || tuin III-2-1
tuinbonen boerentenen: bōērëténë (Tongeren, ... ), boksbonen: fantasiesoort; uitdrukking als antwoord op de (kinder)vraag: "wat eten we vanmiddag?  bòksbónë (Tongeren), naar Pâque  boksbone (Tongeren), labbonen: labbone (Tongeren), naar Pâque  labbone (Tongeren), of paardebonen {Faba vulg.]  labbóon (Tongeren), paardsbonen: [Fava vulg.]  pièdsbóon (Tongeren), naar Pâque  pjatsbone (Tongeren) boon (soort) || labbonen || paardeboon || tuinboon I-7
tuinfluiter hoffluiter: uwofløͅitər (Tongeren), kakkeduut: spotvogel  kàkkëdüut (Tongeren) tuinfluiter || tuinfluiter (16 donkerder dan grasmus [045]; niet zo talrijk; in bosstruiken; nest graag in braamstruiken; roep hard [tek]; zang is lang, vrij laag en brobbelend [N 09 (1961)] III-4-1
tuingeranium geranium: plant  zjëràanjúm (Tongeren), vleutgeranium: [Palargonium], flùt (Paque: vleut, fleut) < violet  flùtzjëràanjùm (Tongeren) geranium || geranium (soort) III-2-1