e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verschalen verschalen: van bier  vërsjuò’lë (Tongeren) verschalen III-2-3
verschijning verschijning: en versjaaining (Tongeren), en versjajning (Tongeren) Een verschijning hebben/krijgen. [N 96D (1989)] III-3-3
verschillende knikkerspelen: slang schieten slang schieten: I, II, III (zeldz.).  slàngsjīētë (Tongeren) Knikkerspel waarbij in de grond n bochtige uitholling (de slang) over een bepaalde afstand werd gemaakt. De spelers trachtten hun knikker eerst door de slang te krijgen; wie hem buiten de slang schoot, moest opnieuw beginnen. III-3-2
verse koe verse: vi̯esǝ (Tongeren) Koe die pas gekalfd heeft en aan een nieuwe melkperiode begint. [N 3A, 60] I-11
versieren (met bloemen) sieren: (vër)sierë (Tongeren), sierë (Tongeren), sīērë (Tongeren), versieren: vërsīērë (Tongeren) Het versieren van de straten op de dag(en) vóór de processie [tsere]. [N 96C (1989)] || met bloemen versieren (bijv. iemands huis of stoel) bij een feest [pelen, braaien, meien, paleren] [N 112 (2006)] || Sieren. || Versieren. III-3-2
versiersel versiering: versiering (Tongeren) Versiersel. Voorwerpen die tot versiering dienen [sier(sel), smeer, (op)smuk, opmaak, opschik, tooi] [N 114 (2002)] III-1-3
verslachten opdrogen: (het vlees) drøg ǫp (Tongeren) Verminderen in gewicht van het vlees ten gevolge van het slachten. [N 28, 97] II-1
versleten door: Ik zit door mijn schoenzolen.  m`n sjun zin dùr (Tongeren), versleten: vërsleetë (Tongeren) Versleten. Door lang gebruik stuk gegaan, niet meer bruikbaar, gezegd van een kledingstuk [versleten, sleets, schabbig, kaal] [N 114 (2002)] III-1-3
versnaperingen ophalen op vastenavond spekzingen: Mèt Vêstënuòvëd goenkë dë këjóngë van deur tòt deur én zóngën ë lïdsjë. Òp plàkkë kréegtë z ë stùk spêk wôo én ënë stêk gëstêkë wuònt. - Vgl. hèilë.  spêkzéngë (Tongeren) Spekzingen. III-3-2
verspreid gras sprei: spręi̯ (Tongeren) Het resultaat van de handeling uit het voorgaande lemma: het gemaaide gras dat gelijkmatig op het veld ligt te drogen. [N 14, 98] I-3