e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

Gevonden: 5750
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bok van het rijtuig bok: bǫk (Tongeren) Zitplaats voor de koetsier of de voerman. Alleen bij het rijtuig vormt de bok een vast onderdeel. Bij de kar en de wagen wordt soms een plank tussen de berries gelegd die als ge√Ømproviseerde zitplaats dient. Uit vragenlijst N 101, waar gevraagd werd naar de zitplaats van de voerman van een rijtuig, kwamen vrijwel uitsluitend opgaven van het type bok. [N 17, 38a-b + 40 + add; N G, 58d; N 101, 18a; monogr.] I-13
bokking bokkem: bøkəm (Tongeren), Bùkkëmë zin gerùkdë hêringë  bùkkëm (Tongeren) bokking || bokking (gerookte haring) [ZND B2 (1940sq)] III-2-3
bolderik dikke spinnenkop: cf ook spinnekop  dikkë spénnëkòp (Tongeren), igel: [Agrostemma (lynchis) githago]  īēgël (Tongeren), nigel: [Agrostemma (lynchis) githago], naast egel  nīēgël (Tongeren) bolderik, gemene - || nichelbloem III-4-3
bolhoed: algemeen bolhoed: bolhu:t (Tongeren), boͅ.lhūt (Tongeren), boͅlhut (Tongeren), bòlhōēd (Tongeren) bolhoed [N 25 (1964)] III-1-3
bolhoed: spotnamen hondsstal: honstal (Tongeren), kriskoek?: [-> Tongeren Wb.?]  kriskuk (Tongeren), kRiskuk (Tongeren), kriskuk (Tongeren) bolhoed: spotbenamingen [ketspeng, tiets, hardhoutere] [N 25 (1964)] III-1-3
bolle wangen bobbelwangen: boebelwange (Tongeren), kwaddelen: Afhangende wangen (kwaddelen).  kwadələ (Tongeren), volle maan: voͅl mwōin (Tongeren) wang: bolle wangen [toetwange, zwabberkaken, volle maan] [N 10 (1961)] III-1-1
bom, spon pon: pǫn (Tongeren) De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.] II-12
bomgat, spongat ponnenkoot: pǫnǝkūt (Tongeren  [(meervoud: pǫnǝkytǝr)]  ) De opening in de zijwand van een vat, waardoor het gevuld kan worden. Zie ook het lemma ɛspongatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48a; N 6, 4; L 7, 28; A 36, 3a; monogr.] II-12
bonbon praline: Fr. praline  prëlïn (Tongeren), prent: Tongerse specialiteit : soort bonbon  prént (Tongeren) bonbon || print III-2-3
bonenkruid kondsel: [Saturea hortensis] Stevens: verwijst naar Paque sv koenjel; mnl condsel, uit Lat conila  koe’nzjël (Tongeren) bonekruid I-7