e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q162p plaats=Tongeren

Overzicht

Gevonden: 5750
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doopsel doop: de duip (Tongeren), doopsel: et dùipsel (Tongeren) Het doopsel [der doof]. [N 96D (1989)] III-3-3
doopsprei doopdoek: duipdoek (Tongeren) de doopsprei [N 96D (1989)] III-2-2
doopsuiker suikerklits: soekkërklïts (Tongeren) doopsuiker, suikerboon III-2-2
doopvont doopvont: de dùipfónt (Tongeren), do.pfunt (Tongeren), dø.əpfűnts (Tongeren) doopvont [RND] || Het bekken waarin het doopwater bewaard wordt en waarboven het kind ten doop wordt gehouden [doopvont, doopsteen, doofsjtee?]. [N 96A (1989)] III-3-3
doopwater doopwater: dùipwoitter (Tongeren), wijwater: wajwoitter (Tongeren) Het gewijde water in de doopvont, waarmee gedoopt wordt [vont-, vunt-, vintwater, doopwater, wijwater?]. [N 96A (1989)] III-3-3
door elkaar, verward dooreen: dùrèin (Tongeren), verward: vërwàard (Tongeren), (zeldzaam)  vërwàrd (Tongeren) door elkaar, verward || verward III-4-4
door water het lopen met schoeisel aan dabberen: dabere (Tongeren) lopen: met schoenen of klompen door het water lopen [daawele, dabbere, bettere] [N 10 (1961)] III-1-2
doordeweekse (werk)schort blauwe voordoek: blāvørək (Tongeren), werkvoordoek: weͅrkvørək (Tongeren) schort, blauwlinnen (werk) ~ voor door de week [N 24 (1964)] || voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)] III-1-3
doordeweekse kleren congkleren (<fr.): [Van Dale (FN): congé, verlof]  kōͅžəklɛžər (Tongeren), werkdaagse kleren: weͅrdəsə klēr (Tongeren) door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
doordeweekse mis mis in de week: n mès én de wêek (Tongeren) Een door-de-weekse mis. [N 96B (1989)] III-3-3