31771 |
draaizaag, keerzaag |
toerzeeg:
tūrzē̜x (Q162p Tongeren)
|
Spanzaag die wordt gebruikt om langs kromme en gebogen lijnen te zagen. Het zaagblad is draaibaar in het raam bevestigd en aan één uiteinde voorzien van een handgreep. Het zaagblad is ongeveer 60 tot 70 cm lang en 5 tot 10 mm breed. Zie ook afb. 20. [N 53, 7; N 53, 8i-j; monogr.]
II-12
|
34160 |
drachtig |
vol:
vǫl (Q162p Tongeren),
vǭl (Q162p Tongeren)
|
[N 3A, 33]
I-11
|
33873 |
drachtige merrie |
vol:
vǫ.l (Q162p Tongeren),
volle meer:
vǫl męr (Q162p Tongeren)
|
De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a]
I-9
|
33523 |
draden of randen van peulvruchten |
ringen/randen:
reͅŋ (Q162p Tongeren),
vamen:
vø͂ͅm (Q162p Tongeren)
|
[Goossens 2c (1963)]
I-7
|
17806 |
dragen |
dragen:
drōgə (Q162p Tongeren),
drōͅ:xa (Q162p Tongeren),
droͅgə (Q162p Tongeren),
drò:gə (Q162p Tongeren)
|
dragen [ZND A1 (1940sq)], [ZND m]
III-1-2
|
20236 |
drager van de doodskist |
drager:
de draôgers (Q162p Tongeren),
ne draoger (Q162p Tongeren)
|
een drager van de lijkkist [dreëjer] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23867 |
drager van het baldakijn |
drager:
draogër (Q162p Tongeren)
|
Een drager van de troonhemel [himmelsdreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23864 |
drager van het kerkvaandel |
drapeaudrager:
drappódraogër (Q162p Tongeren)
|
De drager van het vaandel [vanedreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20500 |
drank |
buis:
bùys (Q162p Tongeren),
drank:
drànk (Q162p Tongeren)
|
drank
III-2-3
|
33848 |
draven |
draven:
drǭvǝ (Q162p Tongeren)
|
In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d]
I-9
|