33672 |
drinkkuil in de wei |
drenkkot:
drē̜ŋkkūt (Q162p Tongeren),
poel:
pūl (Q162p Tongeren)
|
Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.]
I-8
|
22089 |
drinktafel |
drinkplank:
dreinkplank (Q162p Tongeren)
|
de tafel waarop de drinkbak geplaatst wordt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20564 |
droesem |
wijnslijk:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
waainslaaik (Q162p Tongeren)
|
droesem [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
30580 |
droge verfstoffen |
verfpoeder:
vɛrǝfpujǝr (Q162p Tongeren)
|
De poedervormige, kleurgevende bestanddelen van een verf. In dit lemma zijn de benamingen voor een aantal droge verfstoffen waarmee men vroeger zelf verf maakte, bijeengeplaatst. Rubriek A bevat algemene benamingen voor droge verfstoffen, terwijl onder B tot en met H de termen voor respectievelijk witte, gele, rode, blauwe, groene, bruine en zwarte verfstoffen zijn opgenomen. Droge verfstoffen werden in L 330 bewaard in 'laden' ('lājǝ'), 'trommels' ('trǫmǝls'), 'bussen' ('bø̜sǝ') en 'doosjes' ('dø̄skǝs'), in K 353 in 'vaatjes' ('v'tjǝs'), in Q 113 in 'blikken bussen' ('blekǝ bøs'), in L 328 in 'blikken bussen' ('blekǝ bø̜s'), in Q 121 in een 'blikken doos' ('blē̜xǝ duǝs'), in L 163 in 'tonnen' ('tonǝ'), in L 267 in 'tonnetjes' ('tø̜nkǝs') en 'houten kistjes' ('hǫwtǝ kesjǝs'), in Q 71 in 'houten bakjes' ('hōtǝn b'kskǝs'), in Q 203 in 'houten tonnetjes' ('hǭtǝ tønǝkǝs'), in Q 113 in 'houten tonnen' ('hōtǝ tǫnǝ'), in P 219 in een 'verfton' ('v'rǝftǫn'), en in L 414 in een 'papieren buil' ('papīrǝ bø̜jl'). [N 67, 1a; N 67, 1b; N 67, 2; N 67, 5-9; monogr.]
II-9
|
32904 |
drogen, droog worden (van gemaaid gras) |
drogen:
drø̄gǝ (Q162p Tongeren)
|
Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.]
I-3
|
20507 |
dronkaard |
buizebank:
bùyzëbénk (Q162p Tongeren),
buizenbank:
bùyzëbénk (Q162p Tongeren)
|
dronkaard || zatlap
III-2-3
|
20635 |
dronken |
zat:
zôot (Q162p Tongeren)
|
dronken
III-2-3
|
22043 |
droog snot |
droog snot:
het dreug snot (Q162p Tongeren)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: besmetting van ademhalingswegen en krop zonder afscheiding (droog snot)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
25128 |
droog weer |
droog:
dreug (Q162p Tongeren),
drūūch (Q162p Tongeren)
|
droog [RND]
III-4-4
|
19656 |
droogdoek, theedoek |
handdoek:
handdoek (Q162p Tongeren),
keukenhanddoek:
ky(3)ùkëhanddoek (Q162p Tongeren)
|
Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)] || theedoek
III-2-1
|