e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tongeren

Overzicht

Gevonden: 5750
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drinkkuil in de wei drenkkot: drē̜ŋkkūt (Tongeren), poel: pūl (Tongeren) Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.] I-8
drinktafel drinkplank: dreinkplank (Tongeren) de tafel waarop de drinkbak geplaatst wordt? [N 93 (1983)] III-3-2
droesem wijnslijk: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  waainslaaik (Tongeren) droesem [ZND 23 (1937)] III-2-3
droge verfstoffen verfpoeder: vɛrǝfpujǝr (Tongeren) De poedervormige, kleurgevende bestanddelen van een verf. In dit lemma zijn de benamingen voor een aantal droge verfstoffen waarmee men vroeger zelf verf maakte, bijeengeplaatst. Rubriek A bevat algemene benamingen voor droge verfstoffen, terwijl onder B tot en met H de termen voor respectievelijk witte, gele, rode, blauwe, groene, bruine en zwarte verfstoffen zijn opgenomen. Droge verfstoffen werden in L 330 bewaard in 'laden' ('lājǝ'), 'trommels' ('trǫmǝls'), 'bussen' ('bø̜sǝ') en 'doosjes' ('dø̄skǝs'), in K 353 in 'vaatjes' ('v'tjǝs'), in Q 113 in 'blikken bussen' ('blekǝ bøs'), in L 328 in 'blikken bussen' ('blekǝ bø̜s'), in Q 121 in een 'blikken doos' ('blē̜xǝ duǝs'), in L 163 in 'tonnen' ('tonǝ'), in L 267 in 'tonnetjes' ('tø̜nkǝs') en 'houten kistjes' ('hǫwtǝ kesjǝs'), in Q 71 in 'houten bakjes' ('hōtǝn b'kskǝs'), in Q 203 in 'houten tonnetjes' ('hǭtǝ tønǝkǝs'), in Q 113 in 'houten tonnen' ('hōtǝ tǫnǝ'), in P 219 in een 'verfton' ('v'rǝftǫn'), en in L 414 in een 'papieren buil' ('papīrǝ bø̜jl'). [N 67, 1a; N 67, 1b; N 67, 2; N 67, 5-9; monogr.] II-9
drogen, droog worden (van gemaaid gras) drogen: drø̄gǝ (Tongeren) Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.] I-3
dronkaard buizebank: bùyzëbénk (Tongeren), buizenbank: bùyzëbénk (Tongeren) dronkaard || zatlap III-2-3
dronken zat: zôot (Tongeren) dronken III-2-3
droog snot droog snot: het dreug snot (Tongeren) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: besmetting van ademhalingswegen en krop zonder afscheiding (droog snot)? [N 93 (1983)] III-3-2
droog weer droog: dreug (Tongeren), drūūch (Tongeren) droog [RND] III-4-4
droogdoek, theedoek handdoek: handdoek (Tongeren), keukenhanddoek: ky(3)ùkëhanddoek (Tongeren) Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)] || theedoek III-2-1