e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tongeren

Overzicht

Gevonden: 5750

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achtste deel van een stuiver duit: ps. omgespeld volgens Frings.  dait (Tongeren), ps. omgespeld volgens IPA.  da͂i̯t (Tongeren), da͂u̯t (Tongeren) achtste deel van een stuiver, een ~ [een duit?] [N 21 (1963)] III-3-1
adamsappel adamsappel: Trefw. adams-, vgl. lm. ademen  dəmsapəl (Tongeren), ademsappel: Trefw. adems-, vgl. lm. ademen  oijəmzapəl (Tongeren) adamsappel [N 10 (1961)] III-1-1
advent advent (<lat.): dën ádvent (Tongeren) De tijd van vier zondagen voor Kerstmis (Advent, kleine vasten). [N 96C (1989)] III-3-3
afdak afdak: ôofdôok (Tongeren) afdak III-2-1
afdingen afdingen: aufdeŋə (Tongeren), oͅfdeŋə (Tongeren), afpingelen: o͂ͅfpeŋəla (Tongeren), ps. omgespeld volgens Frings.  ōͅfpiŋələ (Tongeren), ps. omgespeld volgens IPA.  ōͅfpiŋələ (Tongeren) afdingen [ZND A1 (1940sq)] || beknibbelen, Op de prijs ~, de prijs omlaag trachten te drukken [afpeekele, afprengelen, afpenkelen, pingelen?] [N 21 (1963)] III-3-1
afgeroomde melk doorgedraaide melk: dø.rgǝdrē̜dǝ mę.lǝk (Tongeren), fluitjesmelk: fløtšǝsmelǝk (Tongeren) De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.] I-11
afgetrokken zeug afgezoken zeug: ǫfxǝzuokǝ [zeug] (Tongeren) Een door het veelvuldig zogen vermagerde zeug. In vraag N 19, 22 werd gevraagd naar "een zeug die vermagerd is door ...", dus naar een zelfstandig begrip. In dit lemma is de nadruk gelegd op de eigenschap "vermagerd" en is het zelfstandig naamwoord zeug niet gedocumenteerd. Voor de documentatie van de verschillende woordtypen voor "zeug" en de bijbehorende dialectvarianten zie het lemma ''zeug'' (1.2.5). [N 19, 22; monogr.] I-12
afgunst jaloers: sjeloes (Tongeren), jaloersigheid: zjelōēzighèds (Tongeren), jaloezie (<fr.): zjàloezi (Tongeren) Afgunst, jaloezie. [N 96D (1989)] III-3-3
afgunstig jaloers: zjelōēs (Tongeren) Afgunstig. [N 96D (1989)] III-3-3
afhangend gezwel kwaddel: kwaddël (Tongeren) Een afhangend gezwel (kwabbel, knoebel, knoep, lel) [N 107 (2001)] III-1-2