e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
een haan snijden boeten: bȳtǝ (Tongeren) Een haan castreren. [N 19, 60b; monogr.] I-12
een hoog bedrag op één duif zetten hoog poulen (<fr.): haog poelen (Tongeren) Hoe heten de volgende combinatiemogelijkheden bij het inleggen/inzetten: een hoog bedrag op één duif zetten? [N 93 (1983)] III-3-2
een huis huren huren: hy(3)̄rə (Tongeren) een huis huren [ZND 27 (1938)] III-2-1
een jong pas uit het ei kwakjong: kwak jong (Tongeren) een jong pas uit het ei? [N 93 (1983)] III-3-2
een kaars snuiten smokken: smoekkë (Tongeren) kaarsen uitdoven III-2-1
een kaart uitspelen uitspelen: Sjüppë bòer autspélë.  autspélë (Tongeren) Uitspelen, 3. n kaart (onder t kaartspel op tafel gooien). III-3-2
een kind op de arm dragen dragen: slecht leesbaar: eerder oo dan ao  drôôgë (Tongeren) een kind op de arm dragen [peizen] [N 115 (2003)] III-2-2
een klein plankje als zitplaats voor de duif klamsol: klamsol (Tongeren) een klein plankje dienend als zitplaats voor de duif. Elke duif heeft zo meestal een vaste plaats. [N 93 (1983)] III-3-2
een kring op de grond trekken een ring trekken: ’ne reeng trekka͂ (Tongeren), ’ne reenk trekkà (Tongeren) Een kring op de grond trekken. [ZND 29 (1938)] III-3-2
een kruisje geven een kruisje geven: e kreske gêeve (Tongeren) Een kind voor het slapen gaan met de duim een kruisje geven op het voorhoofd. [N 96B (1989)] III-3-3