18337 |
een paar sokken |
een paar sokken:
ə pōͅ:r zoͅkə (Q162p Tongeren)
|
kousen, paar ~ [zök, zökke] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
31607 |
een paard beslaan |
beslaan:
bǝslø.n (Q162p Tongeren)
|
Een paard van hoefijzers voorzien. Tijdens het beslaan wordt het paard in de hoefstal van de smidse geplaatst. De hoefsmid verwijdert eerst met behulp van de hoefhamer en de hoeftang het oude hoefijzer. Vervolgens bewerkt hij de hoef door middel van het hoefmes en de hoefrasp. Het nieuwe hoefijzer wordt gewoonlijk warm gepast. Daarvoor wordt het gelijkmatig donkerrood verhit en enige ogenblikken tegen de besneden hoef gehouden. Het ijzer moet overal dicht tegen de hoef passen; aan onverbrande plaatsen onder de hoef kan de smid zien dat deze nog met de hoefrasp moet worden bijgewerkt. Het ijzer wordt met hoefnagels aan de hoef bevestigd. De nagels worden daartoe eerst met behulp van de beslaghamer door de hoef geslagen. Dan worden de uitstekende uiteinden van de hoefnagels met de hoeftang tot op 3 mm afgeknepen. Het gedeelte van de hoefnagel dat nog uitsteekt, wordt vervolgens omgeslagen in een uitholling van de hoef die door middel van de onderkapper is gemaakt. Tot slot wordt de hoef soms nog met de hoefrasp bijgewerkt. [JG 1a; JG 1b; N 100, 17; monogr.]
II-11
|
21935 |
een pen verliezen |
laten vallen:
laten vallen (Q162p Tongeren)
|
Hoe zegt men: af en toe een pluim of pen verliezen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22809 |
een portret laten maken |
zich laten aftrekken:
zich loeuten aaftrekke (Q162p Tongeren),
zijn portret laten maken:
ze pertret laute moake (Q162p Tongeren)
|
Zijn portret laten maken (bij de fotograaf). [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|
21656 |
een prijs vragen |
vragen (voor):
ps. omgespeld volgens Frings.
wōͅ vrøͅg žə (Q162p Tongeren),
ps. omgespeld volgens IPA.
wōͅ vrøxžədovør (Q162p Tongeren)
|
aanbieden, Voor een bepaalde prijs te koop ~ [loven of geloven? zegt men wel: wat looft ge uw kippen = welke prijs vraagt ge ervoor?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
22357 |
een priktol bovenhands uitwerpen |
klieven:
klievë (Q162p Tongeren)
|
een priktol [tol met een ijzeren punt die geworpen wordt] bovenhands uitwerpen, om er een andere mee te treffen [kampen, kappen, klodderen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
32592 |
een riek mest |
flok/vlok (mest):
flok (Q162p Tongeren)
|
Een riek mest is de hoeveelheid mest die men in één keer met de riek kan opnemen. Die hoeveelheid is kleiner naarmate de mest meer verteerd is en daardoor gemakkelijker uiteenvalt. Van de termen die in dit lemma voorkomen, zijn er sommige (ook) van toepassing op een brok of klont mest: een aaneenklevende, weke massa goed verteerde mest. [N M, 12a; JG 1a + 1b + 2c; N 11A, 14; monogr.]
I-1
|
23699 |
een rozenhoedje bidden |
rozenkrans beden:
de roozekrans bêeje (Q162p Tongeren)
|
Een Rozenhoedje bidden [de roozekrans bèèje, ziech der roeëzekrans beëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
31962 |
een schroef indraaien |
inschroeven:
ęnšrūvǝ (Q162p Tongeren)
|
Door de meeste respondenten werd ø̄een schroefø̄ of ø̄een vijsø̄ als object opgegeven. [N 53, 153a; monogr.]
II-12
|
22385 |
een spel kaarten |
spel:
Sub spéel.
ë spéel kôot (Q162p Tongeren)
|
Een spel kaarten.
III-3-2
|