22995 |
fluiten |
fluiten:
fluite (Q162p Tongeren)
|
Fluiten. [Willems (1885)]
III-3-2
|
24147 |
fluiter |
keit:
kēͅt (Q162p Tongeren)
|
fluiter (12,5 alleen in hoge loofbossen; vrij zeldzaam; roep vrij luid [djuu-djuu]; zang onder het vliegen [tjip-tjip-tjip-tjirrrrrrrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
28760 |
fluweel, velours |
velours:
flūr (Q162p Tongeren)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
18289 |
fluwelen broek |
velours (fr.) broek:
’n vloere broek (Q162p Tongeren)
|
een fluwelen broek [ZND 23 (1937)]
III-1-3
|
33755 |
fokmerrie |
kweekmeer:
kwēkmęr (Q162p Tongeren)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|
34312 |
fokzeug |
beggelzoog:
bɛgǝlzō.x (Q162p Tongeren),
kweekzoog:
kwiksō.x (Q162p Tongeren)
|
Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.]
I-12
|
21559 |
fooi |
drinkgeld:
drinkgeld (Q162p Tongeren)
|
fooi [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
34119 |
forsgebouwde koe |
koe van een stuk:
kū van ęi̯ stø̜̄k (Q162p Tongeren)
|
[N 3A, 141a]
I-11
|
21556 |
fortuin maken |
fortuin maken:
hè zal fortuune moake (Q162p Tongeren)
|
Fortuin. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
22880 |
fout in voetbal |
fool (<eng.):
Eng. foul (vuil).
fóol (Q162p Tongeren)
|
Fout tegen tegenstrever gemaakt (voetb.).
III-3-2
|