18945 |
gemeen |
gemeen:
gëmèin (Q162p Tongeren),
gəmeĭn (Q162p Tongeren),
gəmēin (Q162p Tongeren),
Xəmēͅ[ī}n (Q162p Tongeren),
ook materiaal znd 23, 79
gemein (Q162p Tongeren)
|
gemeen [ZND A2 (1940sq)] || gemeen (smerig, slecht) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21465 |
gemeente |
gemeente:
gemeinte (Q162p Tongeren)
|
gemeente [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
21494 |
gemeentehuis |
stadhuis:
stathaus (Q162p Tongeren)
|
gemeentehuis [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
33670 |
gemeenteweide |
gemeentebeemd:
gǝmē̜ntǝbęmǝ (Q162p Tongeren)
|
Weiland dat eigendom is van de gemeente. Een woordtype als vrijwei duidt erop dat men hier als kleine of arme boer zijn koeien vrij kon laten grazen. De informanten van Horn (L 325) en Maasbracht (L 377) zeggen echter dat men eertijds op gemeentewei de koeien kon laten grazen tegen een jaarlijkse vergoeding. [N 14, 60; A 10, 4; N 18, add.; monogr.]
I-8
|
18958 |
gemene vrouw |
canaille (fr.):
kënai (Q162p Tongeren),
moet er (fr.) bij?: zie bij WBD 1.4; vgl. colère (bij WBD 1.4 geen (fr. staan beide in Ndl. VD
kënô’lzjë (Q162p Tongeren),
karnoeffel:
vgl. de benaming "anjer"in de Flora
kërnoeffël (Q162p Tongeren)
|
feeks, helleveeg || gemeen vrouwspersoon || vals wijf
III-1-4
|
18814 |
gemoed |
moed:
mōēd (Q162p Tongeren)
|
gemoed
III-1-4
|
23981 |
generale biecht |
algemene biecht:
ne algemèine bich (Q162p Tongeren),
generale biecht:
ne zjéneraole bich (Q162p Tongeren)
|
Een algemene of generale biecht, vaak bij missie en retraite [jeneraalbiech]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18165 |
genezen |
genezen:
genè:ze (Q162p Tongeren),
gənēͅzə (Q162p Tongeren),
gəneͅzə (Q162p Tongeren),
xənēͅ:za (Q162p Tongeren)
|
genezen [ZND m] || genezen (ww) [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
winning:
weneŋ (Q162p Tongeren),
wɛneŋ (Q162p Tongeren)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
20408 |
gepensioneerd (zijn) |
gepensioneerd:
znd 35, 65
gepensjennierd (Q162p Tongeren)
|
gepensioneerd; hij is -; op pensioen gesteld [ZND 35 (1941)]
III-2-2
|