24684 |
alruinwortel |
aluinwortel:
[Mandragora off.]
allaunwòttël (Q162p Tongeren)
|
alruinwortel
III-4-3
|
24520 |
alsem |
els:
[Artemisa absinthum]
ièls (Q162p Tongeren),
sint-janskruid:
Sïnt-Janskraud (Q162p Tongeren)
|
alsem
III-4-3
|
23254 |
altaar |
altaar (<lat.):
den altaor (Q162p Tongeren),
nen altaor (Q162p Tongeren),
zegt men nu
t altaor (Q162p Tongeren)
|
Een altaar [altaor, altooër, alter, outaar, outer?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23432 |
altaarretabel |
retabel (<fr.):
et retaobel (Q162p Tongeren)
|
Een altaarretabel, -triptiek, -drieluik. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24297 |
alver |
abel:
ôbël (Q162p Tongeren),
alvertje of schietertje, zoetwatervbisje. E. < lat. albellu, "witje
àbël (Q162p Tongeren)
|
alver (vis)
III-4-2
|
19740 |
ameublement |
salle è manger (fr.):
sàllëmōozjée (Q162p Tongeren),
Fr. salle à manger
sàllëmôozjé (Q162p Tongeren),
salon:
sàllōo (Q162p Tongeren),
sàllôo (Q162p Tongeren)
|
meubels van de eetkamer || salonmeubels
III-2-1
|
23441 |
ampullen |
kannetjes:
de kennekes (Q162p Tongeren),
potjes:
de pötsjes (Q162p Tongeren)
|
Het water- en het wijnkannetje die in de mis gebruikt worden, ampullen [pölle?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22030 |
andere benamingen voor de kleuren van het vederkleed |
rode, een ~:
(= rood geschelpt).
rooie (Q162p Tongeren),
tijger:
Opm. v.d. invuller: o.a. dit kan het worden (wordt het zo genoemd), als het witte pluimtjes aan de kop heeft!
tieger (Q162p Tongeren),
witkop:
Opm. v.d. invuller: o.a. dit kan het worden (wordt het zo genoemd), als het witte pluimtjes aan de kop heeft!
witkop (Q162p Tongeren),
witstaart:
(met enkel witte pluimen in de staart).
witstaart (Q162p Tongeren),
witte, een -:
(= volledig wit).
witte (Q162p Tongeren),
zwarte, een -:
Opm. v.d. invuller: o.a. dit kan het worden (wordt het zo genoemd), als het witte pluimtjes aan de kop heeft!
zwarte ene (Q162p Tongeren)
|
Kent U andere benamingen voor de kleuren van het vederkleed (+ korte beschrijving)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18371 |
andere damesschoenen |
dcollet (fr.):
dekolte (Q162p Tongeren),
dcolletschoen (<fr.):
de.kəlte.syn (Q162p Tongeren),
tressschoen (<fr.):
[Van Dale (FN): tresser, vlechten]
trɛse:šyn (Q162p Tongeren)
|
damesschoenen; inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32786 |
andere eggen |
draai[eg]:
drɛ̄i̯[eg] (Q162p Tongeren),
slooi-/slui[eg]:
slōi̯[eg] (Q162p Tongeren),
wortel[eg]:
wǫtǝl[eg] (Q162p Tongeren)
|
Dit lemma bestaat grotendeels uit egbenamingen die - vrijwel zonder nadere toelichting - werden opgegeven in antwoord op woordvragen (pineg, spijkereg, beiteleg, worteleg, wenteleg en slede-eg). Voor ''eg'' en ''eg'' zie het lemma ''eg''. [N 11, 72a + c + d + g + i + j; N 11A, 168 + 169a + c + e + f + i + j; div.; monogr.]
I-2
|