22015 |
grote mand met twee verdiepingen |
dubbele kevie:
dubbele kevie (Q162p Tongeren)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: een grote mand met twee verdiepingen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22143 |
grote mand waarin de duiven per trein of vrachtwagen vervoerd worden |
reismand:
reismanden (Q162p Tongeren)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: de grote manden waarin de duiven per trein of vrachtwagen vervoerd worden? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22178 |
grote ronde worm in dunne darm |
worm:
(in het algemeen).
wormen (Q162p Tongeren)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: grote ronde worm in dunne darm? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
19502 |
grote schoonmaak |
grote poets:
grootë poets (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
grote schoonmaak:
(oudere benaming).
grootë sjoonmôok (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
poets:
poets (Q162p Tongeren),
poe’ts (Q162p Tongeren)
|
Hoe noemt u de najaarsschoonmaak? [N105 (2000)] || Hoe noemt u de voorjaarsschoonmaak? [N105 (2000)] || schoonmaak, vooral voor Pasen
III-2-1
|
22675 |
grote trom |
grosse caisse (fr.):
dë gròs kêês (Q162p Tongeren),
gru̞skɛ.s (Q162p Tongeren),
Fr. grosse caisse.
gròskêes (Q162p Tongeren)
|
een grote trom [trombol] [N 112 (2006)] || Grosse caisse: Turksche trom. || Turkse trom.
III-3-2
|
24857 |
grote weegbree |
rattenstaart:
stengel
rattëstat (Q162p Tongeren),
wegenblad:
[Plantago major]
wêgëblôod (Q162p Tongeren)
|
weegbree
III-4-3
|
21508 |
grove stem |
grove stem:
een grwoif steum (Q162p Tongeren)
|
grove stem [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
21331 |
gulden |
gulden:
geulle (Q162p Tongeren),
ən gølə (Q162p Tongeren),
ənə xølda (Q162p Tongeren),
ənən g"lə (Q162p Tongeren),
ps. omgespeld volgens Frings.
ənə gølə (Q162p Tongeren),
ps. omgespeld volgens IPA.
gølə (Q162p Tongeren)
|
een gulden [ZND A1 (1940sq)] || gulden [ZND 35 (1941)] || gulden, een ~ [kent uw dialect ook namen als piek, pieterman of andere?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
23267 |
gulden mis |
gulden mis:
geulle mes (Q162p Tongeren)
|
Gulden mis (op Quatertemper woensdag in de advent). [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
18541 |
gulp van een broek |
gaar:
gōͅjər (Q162p Tongeren),
Et. vgl. hgd. Gatter.
gôiër (Q162p Tongeren)
|
broekklep, gulp || gulp, met knoopjes te sluiten voorsplit [rötsj, fluitje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|