34074 |
jaarring |
kalversring:
kāvǝrsreŋ (Q162p Tongeren)
|
Jaarlijkse ringvormige verdikking aan de hoorns. [N 3A, 106b]
I-11
|
18705 |
jacquetjak |
jacquet (<fr.):
žaket (Q162p Tongeren),
žəkɛt (Q162p Tongeren)
|
jak in jacquetvorm [seketjek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18566 |
jacquetpak |
jacquet (<fr.):
žəkɛt (Q162p Tongeren)
|
jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18259 |
jak |
basquine (fr.):
baskin (Q162p Tongeren),
bəskin (Q162p Tongeren),
Et. Fr. basquine.
baskïn (Q162p Tongeren),
jacque (<ofr.):
[cfr. A.Debever (2003), p. 30]
zjàk (Q162p Tongeren),
jacquet (<fr.):
žakeͅt (Q162p Tongeren),
jakje:
Jekske.
žeͅkskə (Q162p Tongeren),
kazavek:
kažəvak (Q162p Tongeren),
Vgl. Luikerwaals cazawé, cazawik.
kazzëvèk (Q162p Tongeren),
paletotje (<fr.):
paltrauke (Q162p Tongeren)
|
damesblouse, strak om het lichaam, hoog gesloten met boordje en met lange strakke mouwen [jak, seket] [N 25 (1964)] || jak (kledingstuk: wijde bloeze van grijs orleansstof, met mouwen voor s zomers als t heet was) || jak (kort vrouwenkledingstuk) [ZND 27 (1938)] || kazevek: soort vrouwenbloeze met lange mouwen en een rij knopen van keel tot navel || nauwsluitend vrouwenjak met neerhangende plooien en baleinen (19e eeuw) || vrouwenjak, kort jasvormig getailleerd bovenkledingstuk [jak, baskien, bollero, zeelewermer, kasjevek] [N 23 (1964)] || vrouwenjak, lang ~ [kapoot, kasjevek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18996 |
jaloers |
jaloers:
cf. fr. jaloux
zjëlōēs (Q162p Tongeren),
ook materiaal znd 27, 44
zjeloes (Q162p Tongeren)
|
jaloers [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
20548 |
jam |
confituur:
Fr. confiture
kómfëtür (Q162p Tongeren),
gelei:
zjëlèi (Q162p Tongeren),
konfituur
zjëlèi (Q162p Tongeren)
|
gelei || jam
III-2-3
|
21146 |
janplezier |
char-à-bancs:
šarabaŋ (Q162p Tongeren)
|
Vierwielig rijtuig met zes tot acht banken voor een groot gezelschap. De koetsier heeft een aparte bok [N 17, 5; N 101, 12; N G, 51]
I-13
|
22435 |
jarig zijn |
jarig zijn:
jieerig (Q162p Tongeren),
jùrrig zin (Q162p Tongeren),
Jùrrig hòut: hout van één jaar.
jyùrig (jùrrig) (Q162p Tongeren),
verjaardag vieren:
dë vërjòrdôôg vierë (Q162p Tongeren),
verjaren:
vërjòrrë (Q162p Tongeren)
|
Jarig. [Willems (1885)] || zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
18336 |
jarretelle |
jarretelle (fr.):
jərtɛil (Q162p Tongeren),
žərteͅl (Q162p Tongeren),
Et. Fr. jarretelle.
zjàrtêl (Q162p Tongeren),
zjërtêl (Q162p Tongeren)
|
elastieke band om kous op te houden || jarretels, bandjes aan corset of gordel waaraan de kousen worden vastgeknoopt [N 24 (1964)] || kousophouder (dames)
III-1-3
|
18193 |
jas: algemeen |
frak:
Et. Fr. frac, uit germ. hrok.
fràk (Q162p Tongeren),
jas:
jas (Q162p Tongeren),
pak:
heaai is voier zənə pak en meer hør geͅlt; peer zənə hont (Q162p Tongeren),
paletot (fr.):
heaai is peer zənə palto en meer hør geͅlt, en peer zənə hont (Q162p Tongeren),
palto (Q162p Tongeren),
paltoͅ (Q162p Tongeren),
pḁlto (Q162p Tongeren),
pardessus (fr.):
heaai is peer zənə pardəsu en meer hør geͅlt, en peer zənə hont (Q162p Tongeren)
|
frak, jas || jas [ZND B1 (1940sq)] || jas in het algemeen [kölder, frak, palleto, rok, pit, kazak] [N 23 (1964)] || Jas. Hier is vader zn jas en moeder haar geld... [ZND 44 (1946)]
III-1-3
|