23598 |
kaarsenpit |
wiek:
de wiek (Q162p Tongeren)
|
De katoenen draad in het midden van een kaars [pit, wiek, lemmet?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22392 |
kaart met prentje |
beeldje:
#NAME?
ë billëkë (Q162p Tongeren)
|
een kaart met een prentje erop [beeld, pop, prentje] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22996 |
kaarten |
kaartspelen?:
kaatspêle (Q162p Tongeren)
|
Kavelen. [Willems (1885)]
III-3-2
|
22505 |
kaarten (ww.) |
kaarten:
kaate (Q162p Tongeren),
kaotə (Q162p Tongeren),
/
koaten (Q162p Tongeren),
kôôtë (Q162p Tongeren),
ww.
kôtë (Q162p Tongeren),
kaartspelen:
k^oͅ:t spi.ələ (Q162p Tongeren),
/
kôt spele (Q162p Tongeren),
Sub taisë: I. (Gr. Wl.), II-, III (zeldz. II+, III kôotspélë; beschouwen taisë als ouderwets of boers en gebruiken het soms hum.!
kôotspélë (Q162p Tongeren),
met de kaarten spelen:
Sub kôtë: ww. III, n. mèt dë kôot spélë.
mèt dë kôot spélë (Q162p Tongeren),
Sub spélë.
mèt dë kôot splë (Q162p Tongeren),
tuisen:
I. (Gr. Wl.), II-, III (zeldz.).
taisë (Q162p Tongeren)
|
/ [SND (2006)] || [Kaarten (spel)]. || [Tuisen, kaartspelen]. || kaarten [RND] || Kaarten (spel). || Kaarten (werkw.). [ZND B1 (1940sq)] || Kaarten. [Willems (1885)] || Kaartspel. || Tuisen, kaartspelen.
III-3-2
|
22395 |
kaarten bijnemen |
rapen:
rôôpë (Q162p Tongeren)
|
kaarten bijnemen [rafelen, fretten] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22386 |
kaarten voor geld |
kaarten:
kôôtë (Q162p Tongeren)
|
kaartspelen voor geld [tuisen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
20802 |
kaas |
kaas:
kēs (Q162p Tongeren),
kîês (Q162p Tongeren),
Sòrtë kées: àaë kées, pòtkées, plattë kées, stinkkées (of hêr¯¯(f)së kées), flùytër, flùytï
kées (Q162p Tongeren),
potkaas:
pòtkées (Q162p Tongeren)
|
kaas [RND], [ZND A2 (1940sq)] || kleine kaas van het gewone witte melkdik
III-2-3
|
24833 |
kaasjeskruid |
broodjesplant:
broodjesplant (Q162p Tongeren),
kaasjeskruid:
[Malva rotundifolia] en var.
kèskëskraud (Q162p Tongeren),
kattenkaas:
[Malva moschata]
kattëkées (Q162p Tongeren),
kattenkazenkruid:
Men laat kleine kinderen op de wortel ervan de tanden doorbijten.
kattëkézëkraud (Q162p Tongeren)
|
broodjeskruid || maluwe || Malva L. Een vrij algemeen voorkomende struikachtige plant met langgesteelde bladeren, bloemen in groepen van twee of meer in de bladoksels en vruchtjes in de vorm van een plat kaasje. Het grote kaasjeskruid (Malva sylvestris L.), dat veel in bermen voorkomt, wordt tot meer dan 1 meter hoog en heeft roze of lichtpaarse bloemen en een ruwbehaarde stengel. Het kleine kaasjeskruid (Malva neglecta Wallr.), dat 40 cm groot wordt, komt meestal liggend voor bij boerderijen en aan wegranden en heeft rozerode, soms ook witte bloemen. De bloei duurt van juni tot september. [A 52, 10a en 10b; monogr.] || muskeskaasjeskruid
I-5, III-4-3
|
24442 |
kaasmijt |
kaasmade:
kēsmoͅi̯ (Q162p Tongeren)
|
mijt die leeft van (oude) kaas [N 26 (1964)]
III-4-2
|
22622 |
kaatsen |
kaatsen:
koͅitsə (Q162p Tongeren),
Mèdskës kôtsë nëmé zóveul as vrüggër.
ko`tsë (Q162p Tongeren)
|
kaatsen [RND] || Kaatsen.
III-3-2
|