31951 |
klauwhamer |
sjoeptihamel:
šuptihǭmǝl (Q162p Tongeren
[(meervoud: šuptihø̜̄mǝl)]
)
|
Hamer waarvan de kop een gespleten en vaak ook gekromd uiteinde heeft, waarmee men spijkers uit het hout kan trekken. Van de klauwhamer bestaan verschillende uitvoeringen. Het oudere model heeft meestal geen gekromde hamerpin, het recentere model wel. Zie ook afb. 87. [N 53, 131; monogr.]
II-12
|
33256 |
klaver, algemeen |
klaver:
klǭ.vǝr (Q162p Tongeren),
klee:
klē (Q162p Tongeren)
|
De klaver- en klee-varianten in dit lemma vormen de verzamelnaam voor allerlei klaversoorten uit de familie van de Vlinderbloemigen. Klaver werd tot 1950 geteeld als groenvoer en als stoppelgewas. In de Nijmeegse lijst is niet naar de afzonderlijke soorten of naar de algemene naam gevraagd, alleen naar de benamingen voor verschillende oude klaversoorten. Hier zijn, naast de algemene naam in dit lemma, eerst enkele meestvoorkomende soorten apart behandeld en is tot slot een verzamellemma Andere Oude Klaversoorten toegevoegd. De scheiding in het Nijmeegse materiaal is achteraf aangebracht, op grond van de gewasnaam, de opmerkingen van de zegslieden en andere bronnen. Zie ook WBD.I, afl. 8, blz. 1408. [N 14, 83; JG 1a, 1b, 2b, 2c; A 4, 10; L 1, a-m; L B2, 348; L 20, 10; Wi 50; S 18; monogr.]
I-5
|
22747 |
klaveren in het kaartspel |
klaveren:
klaovərən òis (Q162p Tongeren),
Ïch hùb klôvërën ôs! (klaveren aas).
klôvërë (Q162p Tongeren)
|
Figuur of kleur van het kaartspel. || Klaveren: klaveren aas (kaartspel). [ZND B2 (1940sq)]
III-3-2
|
18171 |
kledij, kleren |
kledage:
klaiaga (Q162p Tongeren),
kleijoige (Q162p Tongeren),
klɛa͂žə (Q162p Tongeren),
Et. *kleid + suffix (-age).
klèiôzje (Q162p Tongeren),
Korte doffe o.
klaioge (Q162p Tongeren),
kleren:
kle.i̯ər (Q162p Tongeren),
klejər (Q162p Tongeren),
klēr (Q162p Tongeren),
klikken en klakken:
z`n klikke en klakke (Q162p Tongeren),
klovement:
Brg. NB klóvvë: kleden (Brg.).
klòvvuemient (Q162p Tongeren),
spullen:
spïllë (Q162p Tongeren),
t dinge, ploete, lijnwaad, kluft]:
kleiər (Q162p Tongeren),
klēr (Q162p Tongeren),
tenue (fr.):
Et. Fr. tenue.
tënü (Q162p Tongeren)
|
Kent ge een verzamelwoord voor "de kleren"(kleerage, of een ander woord). [ZND 36 (1941)] || kledij || kleding || kleding, kledij (verzamelnaam) [kleerazie, klejaasj] [N 23 (1964)] || kleren, kledingstukken [kleer [N 23 (1964)] || Kleren. Ga eens en wees zo goed, en zeg aan uw zuster dat ze de kleren van uw moeder moet afnaaien en met de borstel afborstelen [ZND 04 (1924)] || spullen, kleren
III-1-3
|
24576 |
kleefkruid |
honingskruid:
[Gallium cruciata]
hónéngskraud (Q162p Tongeren),
kretsjeskruid:
[Galium aparine], kretsen of krabben
krêtskëskraud (Q162p Tongeren)
|
kleefkruid || walstro
III-4-3
|
18285 |
kleerborstel |
kleerborstel:
’ne kleierbossel (Q162p Tongeren)
|
een borstel (om kleren te borstelen) [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
19677 |
kleerkast |
hangschap:
hàngsjôop (Q162p Tongeren)
|
kleerkast
III-2-1
|
19631 |
kleerkist, kleerkoffer |
houten kist:
hou̯tə kes (Q162p Tongeren),
koffer:
koͅfər (Q162p Tongeren)
|
Een houten koffer om (kleeren in te bewaren). [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|
28709 |
kleermaker |
kleer-/kledermaker:
klęjǝrmɛkǝr (Q162p Tongeren)
|
Algemene benaming voor persoon die kleren maakt. [N 59, 197a; L 1a-m; L 28, 2; S 18; monogr.]
II-7
|
28872 |
kleermakerskrijt |
tekenkrijt:
tɛjkǝnkrajt (Q162p Tongeren)
|
Het kleermakerskrijt wordt gebruikt om patronen op de stof over te nemen. Deze krijtlijnen verwijdert men later weer. Het krijt is vier- of driehoekig van vorm (Gerritse, pag. 21) en voelt vettig aan (Papenhuyzen III, pag. 9). Men kan ook met behulp van een zogenaamde rokkenspuit een lijn trekken. Door verstuiven van krijtpoeder kan men hiermee een lijn op de rok trekken om een rechte zoom te krijgen op de juiste hoogte. Zie afb. 6 en 7. [N 59, 5; N 62, 66; monogr.]
II-7
|