18626 |
klep (van pet) |
beitel:
[sic; oorpr. invoer "bixtel"allicht fout]
biaetəl (Q162p Tongeren),
klep:
kleͅp (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
klêp (Q162p Tongeren)
|
klep van een pet [luif, luifel] [N 25 (1964)] || klep van pet, zak etc.
III-1-3
|
18200 |
klepbroek |
klepbroek:
kleͅbruk (Q162p Tongeren)
|
broek met een sluitklep aan de voorkant [klepboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23215 |
klepel |
klepel:
de klùppel (Q162p Tongeren),
de kləppəl van de klok (Q162p Tongeren)
|
De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)] || De klepel van een klok [bengel?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21353 |
kletsen |
babbelen:
onophoudelijk praten
babələ (Q162p Tongeren),
Van Dale: babbelen, 1. veel praten over dingen van weinig belang, uit lust tot praten; (schoolt.) met elkaar praten van leerlingen onder de les; -2. praatjes verkopen, kwaadspreken; -3. keuvelen, gezellig praten; -4. (gew.) uit de school klappen; -5. (in litt. t.) een geluid maken dat aan babbelen doet denken.
babbelen (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
babəla (Q162p Tongeren),
babələ (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
bakken tellen:
i.e. bakken telaoren.
bakka teila (Q162p Tongeren),
bemmelen:
bemmele (Q162p Tongeren),
prietpraat vertellen
bemələ (Q162p Tongeren),
kouten:
onzin vertellen
kouten (Q162p Tongeren),
sausen:
Van Dale: sauzen, zie sausen.
sāsə (Q162p Tongeren),
schudderen:
vgl. Tongeren Wb. (pag. 549): sjêddër, 1. rammelaar, klapperend speeltuig voor zuigelingen; -2. (fig.) druk babbelend persoon.
šedərə (Q162p Tongeren),
zeveren:
he zeivert (Q162p Tongeren)
|
babbelen [ZND A1 (1940sq)] || Hoe zegt ge "hij vertelt onnoozelen praat (of leugens)"? [ZND 40 (1942)] || praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)] || praten, kouten [ZND B1 (1940sq)]
III-3-1
|
33997 |
kletsoor |
klatsoor:
kladzōr (Q162p Tongeren)
|
Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14]
I-10
|
21337 |
kletswijf |
babbelwijf:
babbelwaif (Q162p Tongeren)
|
Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)]
III-3-1
|
26570 |
kleurstof |
krijt:
krę̄.t (Q162p Tongeren)
|
Kleurstof die wordt gebruikt bij het rijen. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛscherprijɛ. In dit lemma zijn de verschillende kleurstoffen bijeengeplaatst die door de molenaar worden gebruikt. Waterverf wordt toegepast, omdat dit weer gemakkelijk van de steen verwijderd kan worden. Op deze wijze vermijdt men problemen bij de volgende onderhoudsbeurt: alle verf moet dan verdwenen zijn. De term doodskop wordt in Q 88 gebruikt voor ø̄menieø̄.' [Coe 168 add.; Grof 202]
II-3
|
25029 |
kleurx |
kleur:
kleur (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
mv.: -ë
kleur (Q162p Tongeren)
|
kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
20720 |
kliekje |
opgewarmd eten:
oͅpxəwɛrmt ɛ̄tə (Q162p Tongeren)
|
Kliekje, opgewarmde maaltijd (braoj, opstoovertje, prutske?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18065 |
klierziekte |
klieren:
klier (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
kliere (Q162p Tongeren),
De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.
kliere (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren)
|
hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] || hoe heet de klierziekte die gezwellen in de hals veroorzaakt, die dan soms opengaan ? [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|