21419 |
kwartje |
kwartje:
ps. omgespeld volgens Frings.
kwārtšə (Q162p Tongeren),
ps. omgespeld volgens IPA.
kwərtšə (Q162p Tongeren)
|
kwartje, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18244 |
kwastje aan een halsketting |
flochetje (<fr.):
flòsjkës (Q162p Tongeren)
|
Gouden kwastjes aan een halsketting [trosjes] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
24880 |
kweek |
pessem:
pessem (Q162p Tongeren),
pęsǝm (Q162p Tongeren),
pettem:
pêttëm (Q162p Tongeren),
pɛ.tǝm (Q162p Tongeren),
pettemen:
pɛtǝmǝ (Q162p Tongeren)
|
Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweekgras || kweekgras (Agropyrum repens) [Lk 04 (1953)]
I-5, III-4-3
|
21943 |
kweekduif |
kweker:
kweker (Q162p Tongeren)
|
Wat is de dialectbenaming voor: een duif alleen voor de voortplanting? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33552 |
kweepeer |
kweekpeer:
kweekpere (Q162p Tongeren),
kwéekpêer (Q162p Tongeren)
|
[ZND 29 (1938)]kweepeer
I-7
|
19105 |
kwezel |
bedepater:
ne bêepaoter (Q162p Tongeren),
kerkpilaar:
ne kerkpilêer (Q162p Tongeren),
kwezel:
kwezel (Q162p Tongeren),
nkweezel (Q162p Tongeren),
wo’n kwezel (Q162p Tongeren)
|
Een bidziel, bidmens, kwezel, overdreven vrome persoon. [N 96B (1989)] || Wat een kwezel! [ZND 29 (1938)]
III-3-3
|
23736 |
kwezelachtig |
kwezelachtig:
kweezelêetig (Q162p Tongeren)
|
Kwezelachtig. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17692 |
kwijl |
zever:
zùivër (Q162p Tongeren),
zùyvër (Q162p Tongeren)
|
Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 106 (2001)] || zever, kwijl
III-1-1
|
25338 |
kwikken, op de hand wegen |
punderen:
gewicht schatten door de last met de hand op te heffen
pùyzë (Q162p Tongeren)
|
kwikken, op de hand wegen
III-4-4
|
19980 |
kwispelstaarten |
kwispelen:
kwispele (Q162p Tongeren)
|
kwispelstaarten [ZND 29 (1938)]
III-2-1
|