34456 |
onvruchtbare geit |
steenbok:
stęi̯nbok (Q162p Tongeren)
|
De antwoorden kunnen zowel op een onvruchtbare geit in het algemeen duiden als op een onvruchtbare vrouwelijke geit. [N 19, 72; JG 1a, 1b; N 77, 84; monogr.]
I-12
|
33682 |
onvruchtbare grond |
kwaad stuk:
kōt støk (Q162p Tongeren),
slechte grond:
slɛxtǝ grōnt (Q162p Tongeren),
slɛ̄xtǝ grǫnt (Q162p Tongeren)
|
Grond van slechte kwaliteit. De oorzaak kan verschillend zijn. Het gevolg is echter een slecht landbouwproduct. [N 27, 31; N 27, 29; N 11, 2d; N 11, 2f; A 10, 4; N 6, 33a; Vld.; monogr.]
I-8
|
34151 |
onvruchtbare koe |
kwee:
kwē (Q162p Tongeren),
kween:
kwent (Q162p Tongeren),
steenbok:
stęi̯nbǫk (Q162p Tongeren)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
23979 |
onwaardig |
niet waard:
nie wiêt (Q162p Tongeren),
nie wjèd (Q162p Tongeren)
|
Onwaardig [ónwèèrdig, ónwuurdieg]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25119 |
onweersbui |
donderschoer:
dondəršūr (Q162p Tongeren),
donəršūr (Q162p Tongeren)
|
onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25176 |
onweerx |
onweer:
mv.: -ë
ónwêer (Q162p Tongeren)
|
onweer
III-4-4
|
17973 |
onwel |
kwakkelijk:
kwekkëlik (Q162p Tongeren),
niet goed:
nie gōēd (Q162p Tongeren),
niet in zijn schik:
ni én mëne sjik (Q162p Tongeren),
niet in zijn zat:
ni én mëne zat (Q162p Tongeren)
|
Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, niet goed, misselijk). [N 107 (2001)] || Zich niet lekker voelen (niet lekker, niet goed, gammel, krank). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
23923 |
onze-lieve-heer |
onze-lieve-heer:
ozze lieveneer (Q162p Tongeren),
s livveneer (Q162p Tongeren)
|
Onze Lieve Heer [slievenheer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23927 |
onze-lieve-vrouw |
onze-lieve-vrouw:
s ləvròuw (Q162p Tongeren)
|
Onze Lieve Vrouw [Lie(f)vrouw, Sliefvrouw]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23971 |
onzedig |
gemeen:
gemein (Q162p Tongeren),
onzedig:
ónzeedig (Q162p Tongeren)
|
Onzedig, onzedigheid. [N 96D (1989)]
III-3-3
|