24468 |
beukennootje |
beukje:
bükë (Q162p Tongeren)
|
beukenoot
III-4-3
|
21023 |
beurs |
onder het oksaal:
ónder t òksaol (Q162p Tongeren),
vanachter in de kerk:
vanaater én de kerk (Q162p Tongeren)
|
De ruimte achter in de kerk, tussen de laatste bank en de deur van het kerkportaal [de beurs?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20180 |
bevallen |
bevallen:
modern
bëvallë (Q162p Tongeren),
een kindje kopen:
ë kindsje kòupë (Q162p Tongeren),
een kindje krijgen:
ue kindsjë krajgë (Q162p Tongeren)
|
Bevallen: een kind ter wereld brengen (bevallen, vallen, een kindje krijgen, kinderen winnen, omschudden, kopen). [N 115 (2003)]
III-2-2
|
33843 |
bevend schudden met de huid |
(zich) schudden:
šødǝ (Q162p Tongeren),
bibbelen:
bebǝlǝ (Q162p Tongeren)
|
Rillen, beven, huiveren, vooral na zware arbeid, bij koude en uit angst. [N 8, 66 en 68]
I-9
|
24545 |
bevertjes |
bibbelhandje:
ook: siddergras; cf Paque: gras dat trilt als men het in de hand heeft.
bïbbëlhêendsjë (Q162p Tongeren)
|
trilgras
III-4-3
|
34498 |
bevruchten |
vogelen:
foxǝlǝ (Q162p Tongeren)
|
Het bevruchten van de hen door de haan. [JG 1a, 1b, 2c; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
33361 |
bewaarplaats van bieten en groenvoer in de stal |
voederstal:
vui̯ǝrstal (Q162p Tongeren),
voerij:
[voerij] (Q162p Tongeren)
|
De plaats in de stal waar bieten en groenvoeder worden bewaard voor direct gebruik. De grote voorraad bevindt zich buiten de stal. De in de stal bewaarde hoeveelheid is voldoende voor enkele keren voederen. Sommige woordtypen benoemen niet een specifieke opslagplaats voor bieten en groenvoeder, maar duiden in het algemeen de ruimte aan waarin men dit voeder opslaat. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden (voerhuis), (voederij), (voerij) en (voerderij) het lemma "voorstal, voedergang" (2.2.5). [N 5A, 34c]
I-6
|
17950 |
beweeglijk rondlopen |
ritsen:
retse (Q162p Tongeren)
|
lopen: beweeglijk rondlopen [ritse, kwinkeleere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
23560 |
bewieroken |
wieroken:
wirròuke (Q162p Tongeren)
|
Wieroken, bewieroken [wiereke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25107 |
bewolkte lucht |
bewolkte lucht:
də loY eͅs bəwolək, šə zit Yein stārə (Q162p Tongeren),
de lucht is toe:
də loͅ.x e.s tau (Q162p Tongeren),
də loͅ.Y əs tau (Q162p Tongeren),
toe hemel:
də himəl es tau̯, šə zit Yein stārə (Q162p Tongeren)
|
Bewolkt. Hoe zegt men in uw dialect: de lucht, de hemel is bewolkt, je ziet geen sterren. [ZND 49 (1958)]
III-4-4
|