e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pooier maquignon (fr.): etym. Fr. le maquignon = makelaar  dë mákkëljóng (Tongeren) iemand die leeft van de verdiensten van een prostituée, voor wie hij als beschermer optreedt [pooier] [N 115 (2003)] III-2-2
poort poort: puø̜.t (Tongeren), puǫ.t (Tongeren), pu̯ó̜.t (Tongeren) Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s] I-6
poosje, tijd hui: mv.: -ë. Bijv. wàach (of: bèit) ën hùy  hùy (Tongeren) poosje, tijd III-4-4
poot poot: pōt (Tongeren  [(mv pōtǝ)]  ) Tussen haakjes de meervoudsvorm. [JG 1a, 1b] I-9
poot omhoog poot-op: pōt˱ ǫp (Tongeren), voet: vūt (Tongeren), voet-op: vūt˱ ǫp (Tongeren) Voermansroep om de hoef of voet op te lichten. [N 8, 95k] I-10
pootgoed, pootaardappelen plantgoed: plā.nt˲gūt (Tongeren) Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22] I-5
pootjebaden baden: boijə (Tongeren), pladeren: plōͅjere (Tongeren), ploeteren: plūtere (Tongeren), pootjebaden: (pøtšə) boͅjə (Tongeren, ... ) lopen: met blote voeten door plassen lopen [polse, dokkele, baden] [N 10 (1961)] III-1-2
pootjesblaas pootjesblaas: pøtšǝsblu̯oi̯s (Tongeren), tweede waterblaas: twēdǝ wǫi̯tǝrblu̯ǫi̯s (Tongeren) De tweede blaas waarin de voorpoten van het kalf zitten. [N 3A, 52b] I-11
pop pop: en poep (Tongeren), poep (Tongeren), Lat. puppa (< pupus, verw. met puer knaap en pullus jong dier).  poep (Tongeren) Een pop. [ZND 40 (1942)] || I. 1. Pop. || pop [GTRP (1980-1995)] III-3-2
pop, vrouwelijke zangvogel pop: poep (Tongeren) wijfjesvogel III-4-1