28890 |
priem |
priem:
prīm (Q162p Tongeren),
punt:
pynt (Q162p Tongeren),
steekpunt:
stē̜kpynt (Q162p Tongeren)
|
Spits stalen werktuig met een houten handvat dat dient om gaatjes in het hout te steken op plaatsen waar een spijker of schroef moet worden bevestigd. Zie ook afb. 93. De priem wordt door de klompenmaker gebruikt om er koppelgaatjes mee te maken in de zijkant van klompen. Zie ook het lemma ɛkoppelgaatjeɛ in de paragraaf over de vaktaal van de klompenmaker.' [N 53, 183b; N 97, 110a; A 32, 2; monogr.]
II-12
|
23326 |
priester |
heer:
de heer (Q162p Tongeren)
|
Een priester [preester, prejster, geestelijke]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24040 |
priester gewijd worden |
pastoor gewijd worden:
pestoor gewd wiènne (Q162p Tongeren),
pəstoor gəwajd wjénnə (Q162p Tongeren)
|
Priester gewijd worden. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23414 |
priesterkoor |
koor:
et koor (Q162p Tongeren)
|
Het achter de communiebanken gelegen, verhoogde voorste deel van de kerk, waar het hoofdaltaar en de koorbanken zich bevinden [koor, koeër, hoogkoor, priesterkoor?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23307 |
priestersteek met ronde luifel |
pastoorshoed:
pəstōrshut (Q162p Tongeren)
|
priestersteek met ronde luifel [N 25 (1964)]
III-3-3
|
24041 |
priesterwijding |
priesterwijding:
de priesterwijding (Q162p Tongeren),
wijding:
de wajjing (Q162p Tongeren)
|
De Priesterwijding. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22862 |
prijzen (mv.) |
prijzen:
pra.əs (Q162p Tongeren)
|
prijzen (mv.) [RND]
III-3-2
|
33740 |
prikkeldraad |
pikdraad:
pekdroi̯t (Q162p Tongeren)
|
Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.]
I-8
|
22356 |
priktol |
dop:
ənə dup (Q162p Tongeren),
Men onderscheidde de hòusdòp (somd: hòudòp) (priktol) en de jôosdòp (gewone tol). Het woord dòp zelf werd in die betekenis zelden of nooit gebruikt.
dòp (Q162p Tongeren),
houwdop:
Sub hòusdòp.
hòudòp (Q162p Tongeren),
houwsdop:
hòusdòp (Q162p Tongeren),
[sic]
ənə huuzdup (Q162p Tongeren),
Sub dòp: Men onderscheidde de hòusdòp (somd: hòudòp) (priktol) en de jôosdòp (gewone tol). Het woord dòp zelf werd in die betekenis zelden of nooit gebruikt.
hòusdòp (Q162p Tongeren),
jaagsdop:
[sic]
joͅ:zdup (Q162p Tongeren),
Sub dòp: Men onderscheidde de hòusdòp (somd: hòudòp) (priktol) en de jôosdòp (gewone tol). Het woord dòp zelf werd in die betekenis zelden of nooit gebruikt.
jôosdòp (Q162p Tongeren)
|
2. Tol (bekend kinderspeelgoed). || Een priktol (werptol). [ZND B1 (1940sq)] || Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in bezeging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [Lk 03 (1953)] || Priktol.
III-3-2
|
18927 |
proberen |
proberen:
pròbbièrë (Q162p Tongeren)
|
proberen
III-1-4
|