e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
priem priem: prīm (Tongeren), punt: pynt (Tongeren), steekpunt: stē̜kpynt (Tongeren) Spits stalen werktuig met een houten handvat dat dient om gaatjes in het hout te steken op plaatsen waar een spijker of schroef moet worden bevestigd. Zie ook afb. 93. De priem wordt door de klompenmaker gebruikt om er koppelgaatjes mee te maken in de zijkant van klompen. Zie ook het lemma ɛkoppelgaatjeɛ in de paragraaf over de vaktaal van de klompenmaker.' [N 53, 183b; N 97, 110a; A 32, 2; monogr.] II-12
priester heer: de heer (Tongeren) Een priester [preester, prejster, geestelijke]. [N 96D (1989)] III-3-3
priester gewijd worden pastoor gewijd worden: pestoor gewd wiènne (Tongeren), pəstoor gəwajd wjénnə (Tongeren) Priester gewijd worden. [N 96D (1989)] III-3-3
priesterkoor koor: et koor (Tongeren) Het achter de communiebanken gelegen, verhoogde voorste deel van de kerk, waar het hoofdaltaar en de koorbanken zich bevinden [koor, koeër, hoogkoor, priesterkoor?]. [N 96A (1989)] III-3-3
priestersteek met ronde luifel pastoorshoed: pəstōrshut (Tongeren) priestersteek met ronde luifel [N 25 (1964)] III-3-3
priesterwijding priesterwijding: de priesterwijding (Tongeren), wijding: de wajjing (Tongeren) De Priesterwijding. [N 96D (1989)] III-3-3
prijzen (mv.) prijzen: pra.əs (Tongeren) prijzen (mv.) [RND] III-3-2
prikkeldraad pikdraad: pekdroi̯t (Tongeren) Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.] I-8
priktol dop: ənə dup (Tongeren), Men onderscheidde de hòusdòp (somd: hòudòp) (priktol) en de jôosdòp (gewone tol). Het woord dòp zelf werd in die betekenis zelden of nooit gebruikt.  dòp (Tongeren), houwdop: Sub hòusdòp.  hòudòp (Tongeren), houwsdop: hòusdòp (Tongeren), [sic]  ənə huuzdup (Tongeren), Sub dòp: Men onderscheidde de hòusdòp (somd: hòudòp) (priktol) en de jôosdòp (gewone tol). Het woord dòp zelf werd in die betekenis zelden of nooit gebruikt.  hòusdòp (Tongeren), jaagsdop: [sic]  joͅ:zdup (Tongeren), Sub dòp: Men onderscheidde de hòusdòp (somd: hòudòp) (priktol) en de jôosdòp (gewone tol). Het woord dòp zelf werd in die betekenis zelden of nooit gebruikt.  jôosdòp (Tongeren) 2. Tol (bekend kinderspeelgoed). || Een priktol (werptol). [ZND B1 (1940sq)] || Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in bezeging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [Lk 03 (1953)] || Priktol. III-3-2
proberen proberen: pròbbièrë (Tongeren) proberen III-1-4