e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rustaltaar rustaltaar: `t rùs-altaar (Tongeren) Een met bloemen versierd altaar dat langs de processieroute geplaatst is, rustaltaar [mei-altaar, heiligenhuisken, hilliejehuus-je]. [N 96C (1989)] III-3-3
rusten rusten: r"sta (Tongeren), r"stə (Tongeren), røstə (Tongeren, ... ) rusten [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
ruw opengekipt: maain hoân zin wopa gekip (Tongeren), men haan zin woip gekipt vasn de baaîs (Tongeren), wopəkippə (Tongeren), woöpgekip (Tongeren) hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)] III-1-2
ruzie maken ruzie maken: zaai zin wir aon ⁄t ruuze maoken (Tongeren), ze zin wier én ⁄t rûze mâoke (Tongeren), ze zin wir aon ⁄t ruuze maoken (Tongeren) Ze zijn weer aan het kibbelen, twisten. [ZND 36 (1941)] III-3-1
s woensdags s goensdags: s-goe⁄nsdô⁄s (Tongeren) s woensdags III-4-4
sabbelen sabberen: zabere (Tongeren), zabərə (Tongeren, ... ), zeveren: zeivərə (Tongeren), zøivərə (Tongeren), zuiken: zauke (Tongeren) sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)] III-2-3
sacramentsaltaar sacramentsaltaar: t sákrámentsaltaor (Tongeren) Het sacramentsaltaar (in grote kerken), een afzonderlijk altaar waarop zich het tabernakel met de H. Hosties bevindt. [N 96A (1989)] III-3-3
sacramentsdag sacramentsdag: Sákrëmentsdaog (Tongeren) Donderdag na de eerste zondag na Pinksteren, Sacramentsdag [papkêrremes, Vroonlaichnaam]. [N 96C (1989)] III-3-3
sacramentsprocessie sacramentsprocessie (<lat.): sacramentsprocesse (Tongeren), sákrëmentsprësessë (Tongeren) De processie die op Sacramentsdag wordt gehouden: Sacramentsprocessie, grote processie. [N 96C (1989)] || Hoe heet de processie die s zondags na H. Sacramentsdag wordt gehouden? [ZND 40 (1942)] III-3-3
sacristie sacristie: de sákrestaj (Tongeren) Het tegen de kerk aangebouwde vertrek of gebouwtje, waar de priester en de dienaren zich voor de dienst gereedmaken [gerfkamer, sakristij, sacristie?]. [N 96A (1989)] III-3-3