24550 |
bingelkruid |
schijtkruid:
pugeermiddel [Mercuialis annua]
sjaitkraud (Q162p Tongeren)
|
bingelkruid
III-4-3
|
34306 |
binnenbeer |
binnenbeer:
benǝbeǝr (Q162p Tongeren),
benǝbēr (Q162p Tongeren)
|
Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.]
I-12
|
22145 |
binnendeksel van een duivenmand |
binnenklep:
binnenklep (Q162p Tongeren)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: binnendeksel? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33348 |
binnendeur tussen stal en schuur |
schuurdeur:
[schuur]dør (Q162p Tongeren)
|
De binnendeur tussen de stal en de schuur als die aan elkaar grenzen. De benamingen geven soms aan in welk deel van stal of schuur deze deur zich bevindt. Door deze deur wordt wel voer van de schuur naar de stal gebracht; ook kan men via deze deur binnenshuis tot in de schuur komen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haakjes geplaatste woorddelen de lemmata "stal" (2.1.2) en "schuur" (3.1.1). [N 5A, 41c]
I-6
|
33347 |
binnendeur tussen woonhuis en stal |
huisdeur:
hau̯s˱dø̄r (Q162p Tongeren
[(van de stal uit gezien)]
),
staldeur:
[stal]dø̄r (Q162p Tongeren
[(vanuit het huis gezien)]
),
[stal]dø̞̄r (Q162p Tongeren
[(vanuit het huis gezien)]
)
|
De deur die vanuit het woonhuis toegang geeft tot de aangrenzende stal(len). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 32b]
I-6
|
18652 |
binnenshuismutsje voor bejaarde mannen |
kalot (<fr.):
kallòt, këlot (Q162p Tongeren),
këlot (Q162p Tongeren),
kalotje (<fr.):
kaloͅtšə (Q162p Tongeren),
kəloͅ.tšə (Q162p Tongeren),
kəloͅtšə (Q162p Tongeren)
|
kalotje (van sommige geestelijken en Joden) || kruinmutsje, door sommige geestelijken en Joden gedragen || mutsje met opstaande wand en platte bovenkant, binnenshuis gedragen door bejaarde mannen {afb} [bonnegrekske, kalotje] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
22887 |
binnenspeler |
inside (eng.):
Eng. inside (binnen(waarts)).
énsèit (Q162p Tongeren)
|
Binnenvóórspeler (ouder voetb.).
III-3-2
|
18225 |
binnenstebuiten |
averechts:
jùvvërêechs (Q162p Tongeren),
links:
lénks (Q162p Tongeren),
omgedraaid:
úmgëdrêêd (Q162p Tongeren)
|
Binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws, (van) links] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18529 |
binnenzak |
binnenmaal:
benəmōͅl (Q162p Tongeren),
benəmo͂ͅl (Q162p Tongeren)
|
binnenzak van een jas [binnetes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22689 |
bioscoop |
cinema:
dë sinnëmá (Q162p Tongeren),
sinəma (Q162p Tongeren),
Fr. cinéma.
sïnnëmà (Q162p Tongeren)
|
1. Bioscoop. || Cinéma: Bioscoop. || het theater waarin men films vertoont [cimma, cinema] [N 112 (2006)]
III-3-2
|