e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spoel spoel: de spoel (Tongeren) Hoe heten de onderdelen van de slagpen? (de cijfers tussen haakjes verwijzen naar tekening 3): spoel (1) [N 93 (1983)] III-3-2
spons spons: spóns (Tongeren) spons III-2-1
sport van een stoel croisillon (fr.): onder aan een tafel Fr. croisillon  krwazzïjóng (Tongeren) dwarshout III-2-1
sporten sponnen: spǫnǝ (Tongeren), sproten: spruǝ.tǝ (Tongeren) De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b] I-13
spotnaam voor hoge hoed buis: ([ba.us}) (Tongeren), stoofbuis: stwofbaws (Tongeren) hoed, hoge ~: spotbemaningen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] III-2-2
spotvogel keit: BtS spelt "kijt", lijkt onwaarschijnlijk (en dan verwant aan Du keitsche, takje) geen spoor ervan bij Stevens TWb. Verwant met ket, in bijv, huisket "huismus"?  kēͅt (Tongeren) spotvogel (13,5 licht gekleurd, oranje binnensnavel; vaak in boomgaarden en grote tuinen, niet in bossen; nestje lijkt op dat van een vink [003]; roep hard [tetteruuïe]; drukke zang [N 09 (1961)] III-4-1
spouw spouw: spã (Tongeren) De luchtruimte tussen de beide delen van een spouwmuur. [N 31, 35d; monogr.] II-9
spouwanker spouwhaak: [spouw]hwo ̞k (Tongeren) Haak van messing of gegalvaniseerd ijzer die de binnen- en de buitenspouwmuur met elkaar verbindt. In L 210 werd om de zeven steenlagen een spouwanker bevestigd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(spouw)-' het lemma 'Spouw'. [N 31, 35e; monogr.] II-9
spouwmuur spalmuur: spalmūr (Tongeren) Muur die bestaat uit twee evenwijdige, door een smalle luchtruimte van elkaar gescheiden muurdelen. De spouw dient om het inwendige van een huis tegen temperatuursveranderingen en tegen vocht te beschermen. Ter ventilering van de spouw brengt men in de muur op regelmatige afstanden roosters aan. Een spouwmuur kan bestaan uit twee halfsteensmuren of een steensmuur en een halfsteensmuur. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 35a; monogr.] II-9
spreekwoord spreekwoord: sprêekwòrid (Tongeren) Noem het (dialect)woord voor: een uitspraak zoals: "oost, west, thuis, best"? [spreekwoord] [N 102 (1998)] III-3-1