22162 |
spoel |
spoel:
de spoel (Q162p Tongeren)
|
Hoe heten de onderdelen van de slagpen? (de cijfers tussen haakjes verwijzen naar tekening 3): spoel (1) [N 93 (1983)]
III-3-2
|
19806 |
spons |
spons:
spóns (Q162p Tongeren)
|
spons
III-2-1
|
19707 |
sport van een stoel |
croisillon (fr.):
onder aan een tafel Fr. croisillon
krwazzïjóng (Q162p Tongeren)
|
dwarshout
III-2-1
|
34582 |
sporten |
sponnen:
spǫnǝ (Q162p Tongeren),
sproten:
spruǝ.tǝ (Q162p Tongeren)
|
De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b]
I-13
|
20449 |
spotnaam voor hoge hoed |
buis:
([ba.us}) (Q162p Tongeren),
stoofbuis:
stwofbaws (Q162p Tongeren)
|
hoed, hoge ~: spotbemaningen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
24248 |
spotvogel |
keit:
BtS spelt "kijt", lijkt onwaarschijnlijk (en dan verwant aan Du keitsche, takje) geen spoor ervan bij Stevens TWb. Verwant met ket, in bijv, huisket "huismus"?
kēͅt (Q162p Tongeren)
|
spotvogel (13,5 licht gekleurd, oranje binnensnavel; vaak in boomgaarden en grote tuinen, niet in bossen; nestje lijkt op dat van een vink [003]; roep hard [tetteruuïe]; drukke zang [N 09 (1961)]
III-4-1
|
30098 |
spouw |
spouw:
spã (Q162p Tongeren)
|
De luchtruimte tussen de beide delen van een spouwmuur. [N 31, 35d; monogr.]
II-9
|
30099 |
spouwanker |
spouwhaak:
[spouw]hwo ̞k (Q162p Tongeren)
|
Haak van messing of gegalvaniseerd ijzer die de binnen- en de buitenspouwmuur met elkaar verbindt. In L 210 werd om de zeven steenlagen een spouwanker bevestigd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(spouw)-' het lemma 'Spouw'. [N 31, 35e; monogr.]
II-9
|
30097 |
spouwmuur |
spalmuur:
spalmūr (Q162p Tongeren)
|
Muur die bestaat uit twee evenwijdige, door een smalle luchtruimte van elkaar gescheiden muurdelen. De spouw dient om het inwendige van een huis tegen temperatuursveranderingen en tegen vocht te beschermen. Ter ventilering van de spouw brengt men in de muur op regelmatige afstanden roosters aan. Een spouwmuur kan bestaan uit twee halfsteensmuren of een steensmuur en een halfsteensmuur. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 35a; monogr.]
II-9
|
21770 |
spreekwoord |
spreekwoord:
sprêekwòrid (Q162p Tongeren)
|
Noem het (dialect)woord voor: een uitspraak zoals: "oost, west, thuis, best"? [spreekwoord] [N 102 (1998)]
III-3-1
|