22008 |
staartprijs |
staartje:
staartje (Q162p Tongeren)
|
een duif die bij de laatste winnaars geklasseerd is? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22115 |
staartwind |
wind recht vanachter:
wind recht van achter (Q162p Tongeren)
|
Hoe zegt men: de duiven vliegen met de wind mee? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22246 |
staartwind add. |
windkluit:
(toegift).
windkluit (Q162p Tongeren),
windstaart:
(toegift).
windstaart (Q162p Tongeren)
|
duif die alleen prijs wint met wind van achter [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21272 |
stad |
stad:
stat (Q162p Tongeren)
|
stad [RND]
III-3-1
|
23591 |
staf van de suisse |
pik:
de pik (Q162p Tongeren)
|
De staf of hellebaard van de suisse [sjtaaf?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
28377 |
stal |
stal:
sta.l (Q162p Tongeren),
stã.l (Q162p Tongeren),
stā.l (Q162p Tongeren)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
33928 |
stalband |
loenje:
lūn (Q162p Tongeren),
riem:
rīm (Q162p Tongeren)
|
Leren band om de hals van het paard, waaraan de lijn of teugel wordt vastgemaakt om het op stal vast te binden. Vergelijk ook lemma Halster. [JG 1a; N 8, 91; N 13, 18b]
I-10
|
19593 |
stallamp |
lantaarn:
vroeger gebruikt om de stallen in te gaan wanneer het donker was
lantieͅn (Q162p Tongeren)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21135 |
stallen |
koorgestoelte:
et koorgestoelte (Q162p Tongeren),
koorstoelen:
koorstuul (Q162p Tongeren),
stallen:
de stalle (Q162p Tongeren)
|
De koorbanken aan de zijkanten van het priesterkoor [stallen, stalles, koorstallen, koorstoelen, kanunnikenbanken]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33369 |
stalpalen |
palen:
(enk)
pu̯ǫi̯l (Q162p Tongeren),
slagbomen:
(enk)
slãx˱bǫu̯m (Q162p Tongeren)
|
De vertikale houten palen (later vaak ijzeren stangen of buizen) waar de koeien aan vastgebonden worden. Tussen twee palen door kan een koe uit een krib eten. Van onderen staan de palen in een verbindingsbalk (zie het lemma "koedrempel, kribbeboom" (2.2.20), soms in de grond of in de rand van de krib. Van boven worden de stalpalen bijeen gehouden door de bovenste kribbeboom. In veel plaatsen komen geen stalpalen voor. De koeien zijn dan vastgebonden aan ringen in de krib of aan ringen in de koedrempel. Modernere stallen kennen dan vaak wel weer stalpalen. Opgaven die geen stalpaal betreffen maar een ring etc. zijn apart geplaatst en meestal slechts als woordtype vermeld. De vraag naar de stalpalen deed een aantal respondenten denken aan een box. Deze opgaven zijn achteraan geplaatst. Onder de in dit lemma opgenomen enkelvoudsvormen zijn er die ook gebezigd kunnen worden voor het hekwerk van stalpalen (als collectief), voor de bovenste kribbeboom of voor de koedrempel. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5) en afbeelding10.B bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 38a; N 4, 60; A 10, 11; monogr.]
I-6
|