e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tongeren

Overzicht

Gevonden: 5750
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bloedaders bloedaderen: blūtoi̯ǝrǝ (Tongeren), blote aderen: blōtǝ ǫi̯ǝrǝ (Tongeren) Aders zichtbaar op de uier. [N 3A, 118c] I-11
bloeden bloeden: bly(3)̄.a (Tongeren), bly(3)̄jə (Tongeren) bloeden [ZND A2 (1940sq)] III-1-2
bloedgang bloedgang: blūtgaŋk (Tongeren) Uitscheiding van een niet bevruchte koe. [N 3A, 31] I-11
bloedluis bloedluis: blutlau̯s (Tongeren), bloedzuiger: bloedzuigers (Tongeren) bloedluis, luis die kankergezwellen veroorzaakt aan appelbomen [N 26 (1964)] || Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: rode vogelmijt of bloedluis: 1 mm - zuigt s nachts bloed - bij warm weer een echte plaag. [N 93 (1983)] III-3-2, III-4-2
bloedwei vuurwater: vy(3)̄rwoitər (Tongeren), wei: wei (Tongeren) bloed: waterachtig vocht van het bloed [N 10b (1961)] III-1-1
bloedworst bloedpens: blūtpɛ.ns (Tongeren), As Túngërsë spéssialitait wô¯s vùral dë bl؉dpêns van Zjêf Dênes bëkànt  blōēdpêns (Tongeren), rode pens: rojpeͅ.ns (Tongeren), rōjpɛns (Tongeren) bloedworst [Goossens 1b (1960)], [Goossens 2c (1963)] || Bloedworst (bulling?) [N 16 (1962)] III-2-3
bloedzuiger bloedzuiker: blutzau̯kər (Tongeren), echel: ɛxəl (Tongeren), ?  êchël (Tongeren) bloedzuiger || bloedzuiger [lok, echel, deegel, bloodiegel, -zuuker] [N 26 (1964)] III-4-2
bloeien bloeien: blai̯ǝ (Tongeren), blȳǝ (Tongeren) De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.] I-4
bloem bloem: blu.m (Tongeren), blum (Tongeren, ... ), boulté: `bu.ltē (Tongeren) Bloem bestaat uit het inwendige van de graankorrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. Het vormt de fijnste soort in de reeks produkten die tijdens het builen worden gescheiden. Bloem is uitermate geschikt om mee te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmeelɛ en ɛboultéɛ. Het woordtype dobbele zero (Q 167) verwijst naar het feit dat de fijnheid van bloem met ø̄0ø̄ (zero) wordt aangegeven. Hoe meer zeroɛs, des te fijner de bloem. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma ɛbloemɛ in wld II.1, pag. 83.' [N O, 37c; JG 1a; JG 1b; Vds 246; Jan 240; Coe 218; Grof 245; monogr.] || Bloem bestaat uit het inwendige van de korrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. In verband met het onderscheid tussen ''meel'' en ''bloem'' (zie de toelichting bij het lemma ''gemalen en gezuiverd graan'') zijn de opgaven die op het begrip "meel" duiden zoals roggemeel, tarwe, tarwemeel uit dit lemma overgebracht naar het lemma ''gemalen en gezuiverd graan''. Ten aanzien van het woordtype "patent" zij opgemerkt dat de patentbloem komt uit het hart van de meelkern wiens kleur mooi wit is (Schoep blz. 12). De graad van fijnheid wordt aangegeven door "0" (zero). Hoe meer zero''s, hoe fijner de bloem. [N 29, 15c; N 29, 14b; N 29, 14a; N 16, 80; N 29, 16] || Bloem van het meel (bloem, dons, blom, blons?) [N 16 (1962)] II-1, II-3, III-2-3
bloem (alg.) bloem: blumə (Tongeren) bloemen [RND] III-4-3