e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
teentreder teentreder: tēntrę̄i̯ǝr (Tongeren) Paard met naar binnen gedraaide hoeven, waarvan het het voorste deel eerst op de grond zet, omdat een achterpees lam is; daardoor heeft het geen vlotte gang. [N 8, 84b] I-9
tegenwind wind op de snuit: wind recht op de snoot (Tongeren) Hoe zegt men: de duiven vliegen met de wind tegen? [N 93 (1983)] III-3-2
ten offer gaan ten offer gaan: ten òffer góin (Tongeren) De offergang maken, ten offer gaan. [N 96B (1989)] III-3-3
ten volle bediend zijn alles gehad hebben: alles gehad hùbbe (Tongeren), bediend geworden: bedient wiènne (Tongeren) Ten volle bediend zijn, d.w.z. gebiecht, de H. Communie en het H. Oliesel ontvangen hebben. [N 96D (1989)] III-3-3
tepel dem: døm (Tongeren, ... ), tepel: teepëls (Tongeren), tet: tęt (Tongeren), tɛt (Tongeren), uier: āi̯ǝr (Tongeren) [L 49, 6b; A 30, 6b; Ge 1, 6b]borsttepels [N 10c (1995)] || Deem, speen, borst. [A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a, 39b en 40] I-12, I-9, III-1-1
tepel van een geit dem: døm (Tongeren), uier: āi̯ǝr (Tongeren) [L 49, 6c; A 30, 6c; Ge 1, 6c; monogr.] I-12
tepel, tet tet: tet (Tongeren), tęt (Tongeren) Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.] I-12
ter begrafenis gaan naar de begrafenis gaan: nuò de begraofenis góin (Tongeren), nuò de begrêufenis góin (Tongeren), nwo de begraôfenis gooi (Tongeren) ter begrafenis gaan [N 96D (1989)] III-2-2
teraardebestelling begrafenis: de begraofenis (Tongeren), de begraôfenis (Tongeren) De teraardebestelling. [N 96D (1989)] III-3-3
terpentijn terpentijn: tɛrmǝtajn (Tongeren) Vluchtige vloeistof, bestaande uit een mengsel van sterk onverzadigde koolwaterstoffen. Als grondstof voor de bereiding ervan dienen de harsen die men uit verschillende pijnbomen wint. Terpentijn wordt gebruikt als verdunningsmiddel voor verf en voor de bereiding van matverven. Aan glansverf en vernis wordt terpentijn toegevoegd om de verf te verschralen en daardoor zakken te voorkomen. [N 67, 17a; L 8, 5; monogr.] II-9