33835 |
teentreder |
teentreder:
tēntrę̄i̯ǝr (Q162p Tongeren)
|
Paard met naar binnen gedraaide hoeven, waarvan het het voorste deel eerst op de grond zet, omdat een achterpees lam is; daardoor heeft het geen vlotte gang. [N 8, 84b]
I-9
|
21998 |
tegenwind |
wind op de snuit:
wind recht op de snoot (Q162p Tongeren)
|
Hoe zegt men: de duiven vliegen met de wind tegen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
23638 |
ten offer gaan |
ten offer gaan:
ten òffer góin (Q162p Tongeren)
|
De offergang maken, ten offer gaan. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24055 |
ten volle bediend zijn |
alles gehad hebben:
alles gehad hùbbe (Q162p Tongeren),
bediend geworden:
bedient wiènne (Q162p Tongeren)
|
Ten volle bediend zijn, d.w.z. gebiecht, de H. Communie en het H. Oliesel ontvangen hebben. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17632 |
tepel |
dem:
døm (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
tepel:
teepëls (Q162p Tongeren),
tet:
tęt (Q162p Tongeren),
tɛt (Q162p Tongeren),
uier:
āi̯ǝr (Q162p Tongeren)
|
[L 49, 6b; A 30, 6b; Ge 1, 6b]borsttepels [N 10c (1995)] || Deem, speen, borst. [A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a, 39b en 40]
I-12, I-9, III-1-1
|
34452 |
tepel van een geit |
dem:
døm (Q162p Tongeren),
uier:
āi̯ǝr (Q162p Tongeren)
|
[L 49, 6c; A 30, 6c; Ge 1, 6c; monogr.]
I-12
|
34320 |
tepel, tet |
tet:
tet (Q162p Tongeren),
tęt (Q162p Tongeren)
|
Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.]
I-12
|
20477 |
ter begrafenis gaan |
naar de begrafenis gaan:
nuò de begraofenis góin (Q162p Tongeren),
nuò de begrêufenis góin (Q162p Tongeren),
nwo de begraôfenis gooi (Q162p Tongeren)
|
ter begrafenis gaan [N 96D (1989)]
III-2-2
|
24069 |
teraardebestelling |
begrafenis:
de begraofenis (Q162p Tongeren),
de begraôfenis (Q162p Tongeren)
|
De teraardebestelling. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
30594 |
terpentijn |
terpentijn:
tɛrmǝtajn (Q162p Tongeren)
|
Vluchtige vloeistof, bestaande uit een mengsel van sterk onverzadigde koolwaterstoffen. Als grondstof voor de bereiding ervan dienen de harsen die men uit verschillende pijnbomen wint. Terpentijn wordt gebruikt als verdunningsmiddel voor verf en voor de bereiding van matverven. Aan glansverf en vernis wordt terpentijn toegevoegd om de verf te verschralen en daardoor zakken te voorkomen. [N 67, 17a; L 8, 5; monogr.]
II-9
|