e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tongeren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
trommelzucht opgelopen (volt. deelw.): ǫpgǝlǫu̯pǝ (Tongeren), opgezwollen (volt. deelw.): opxǝzwolǝ (Tongeren), oplopen: ǫplǫu̯pǝ (Tongeren) Een sterke gasophoping in de pens bij koeien vooral veroorzaakt dor het eten van nat of bedauwd gras en klaver. Deze trommelzucht belet, door druk op de longen, de ademhaling en leidt tot hevige benauwdheid die de dieren kan doen stikken (Berns 1983, blz. 129). Zie ook het lemma ''trommelzucht'', ''meteorisme'' in wbd I.3, blz. 468-471. [N 3A, 90; L 23, 1c; A 48A, 6; N C add.; monogr.] I-11
trompet trompet: dë tròmpùt (Tongeren), tru̞mpø̞t (Tongeren), I, II, III. Z.o. trómpèt.  trampùt (Tongeren), Vroeger, soms.  dë trampùt (Tongeren), Z.o. trampèt [*!], trampùt, trómpèt.  trómpùt (Tongeren), Z.o. trampùt.  trómpèt (Tongeren) het koperen blaasinstrument met een schetterende, doordringende toon [trompet, toet] [N 112 (2006)] || Trompet. || Trompette: Trompet. III-3-2
troosten; troost getroosten: hij is niet te getroosten; ge- is prefix bij troost en troosten  getrústë (Tongeren) (ge) troosten III-1-4
trouwboekje trouwboekje: et tròuwbukske (Tongeren), trouwbukske (Tongeren) het trouwboekje [trouwbusj-je] [N 96D (1989)] III-2-2
trouwen trouwen: tròuwe (Tongeren), tròuwë (Tongeren) door het huwelijk verenigd worden; trouwen [sjanken, sanksen, berinnen, trouwen] [N 115 (2003)] || Trouwen, mensen in de echt verbinden [trouwe]. [N 96D (1989)] III-2-2, III-3-3
trouwkostuum bruidegom trouwkostuum: het trouwkestum (Tongeren), ət tròuwkəstum (Tongeren) het bruidspak van de man [broedsantsoch, broeds-mantoer] [N 96D (1989)] III-2-2
trouwpak miseriepak: schertsend  mizēripak (Tongeren) trouwkostuum [t trouwdinge, trouwpak] [N 23 (1964)] III-1-3
trouwring trouwring: ne tròuwrénk (Tongeren) een trouwring [N 96D (1989)] III-2-2
trui flok: Brg.  flòk (Tongeren), pullover: pylōvər (Tongeren), vareuse (fr.): varøs (Tongeren), vərø̄s (Tongeren), Et. Fr. vareuse.  vàrreus, vëreus (Tongeren), vëreus (Tongeren) damestrui, kledingstuk zonder knopen [N 23 (1964)] || hemd, trui || trui || trui [maljo, sjtump, tricot] [N 23 (1964)] III-1-3
tuberculose tering: têering (Tongeren), tęi̯riŋ (Tongeren), tuberculose: tybęrkylōs (Tongeren) Een besmettelijke ziekte die ontstaat doordat tuberkelbacteriën in het lichaam van het dier geraken. De besmetting kan op verschillde wijzen gebeuren: direct, doordat de smetstof met de ingeademde lucht of het opgenomen voedsel van lijders aan tuberculose belandt in het lichaam van gezonde stalgenoten; indirect, doordat de smetstof via zuivelfabrieken met de melk van het ene bedrijf op het andere terechtkomt. Het is een slepende ziekte. Zie ook het lemma ''tuberculose'' in wbd I.3, blz. 483.' [N 3A, 85a; N 52, 17a; A 48A, 30a] || Tuberculose: infectieziekte veroorzaakt door de tuberkelbacil die vrijwel alle organen kan aantasten, meestal echter de longen (tering, teer, tbc, teebee). [N 107 (2001)] I-11, III-1-2