32842 |
veldstrengen |
kettelen:
kętǝlǝ (Q162p Tongeren),
koppel:
[koppel] (Q162p Tongeren),
trekken:
trękǝ (Q162p Tongeren)
|
De beide koorden of kettingen waaraan een paard via het zwenghout een akkerwerktuig voorttrekt; vergelijk afb. 98. Deze zijn gewoonlijk langer dan de strengen van een paard dat voor een kar of wagen gespannen is. Termen die toepasselijk zijn op de strengen en het zwenghout tezamen, zijn bijeengezet aan het einde van dit lemma. Voor varianten of delen daarvan in de ''...''-vorm zij verwezen naar de lemmata ''ploeg'' en ''zwenghout''. De in het vorige lemma onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn hieronder meestal door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [.IG 1b + 1c + 2c; N 11A, 103d; N 13, 57 + 58; div.; monogr.]
I-2
|
33696 |
veldweg |
akkerweg:
akǝrwęx (Q162p Tongeren),
dreef:
dręf (Q162p Tongeren),
steeg:
stēx (Q162p Tongeren),
steegje:
stēxskǝ (Q162p Tongeren),
vaart:
vǭt (Q162p Tongeren)
|
Een niet-verharde, vaak met gras begroeide weg door het veld, waarlangs men vanaf het erf de akkers kan bereiken die niet aan de straat gelegen zijn. [N 5A, 75c; N P, 2; JG, 1a, 2b; L 37, 43; monogr.]
I-8
|
26403 |
velg |
velling:
vęleŋ (Q162p Tongeren, ...
Q162p Tongeren),
vɛleŋ (Q162p Tongeren)
|
Bij molenraderen de algemene benaming voor de om de vier segmentvormige stukken gelegde houten delen die samen een ring vormen. Bij metalen molenraderen die uit één stuk zijn vervaardigd, wordt de term ook gebruikt voor de hele omloop van het rad. [Vds 68; Jan 68; Coe 62; Grof 86] || De oorspronkelijke betekenis van de term velg is "elk van de vier tot zes gebogen houten blokken, die samen de rand van het wiel vormen en waarin de spaken vastgemaakt worden". Een aparte term voor de volledige houten rand bestond oorspronkelijk niet. Er is verwarring rond de term gekomen bij de opkomst van de fiets- en de autowielen, waarvan de randen niet uit aparte deeltjes bestonden, maar die uit √©√©n stuk gemaakt waren. Deze randen werden ook "velgen" genoemd. De verwarring blijkt duidelijk uit het feit dat voor zowel het houten blok als voor de volledige rand dezelfde termen, velg en velling, werden opgegeven en in de opgaven verschijnt vaak het meervoud, vooral in de betekenis van "houten rand". Sommige opgaven zijn echter samenstellingen, waaruit de betekenis eenduidig blijkt. Deze woordtypes staan onder B. en C. geordend en betekenen resp. "houten blok" en "wielrand". [N 17, 65a-b + add; N G, 45a-b; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 4, 20a + c; L 20, 20c; monogr.]
I-13, II-3
|
26451 |
velkant |
scherpe kant:
šɛ̄.rǝpǝ kā.nt (Q162p Tongeren)
|
De verticale zijde van de kerf die niet het eigenlijke maalwerk verricht. De velkant bevindt zich tegenover de maalkant. Zie ook afb. 77. [N O, 18m; Vds 195; Jan 204; Coe 186; Grof 221]
II-3
|
23547 |
velum |
velum (lat.):
t veeloem (Q162p Tongeren)
|
Het velum [veeloem?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20660 |
venkel |
venkel:
[Foeniculum]
fïnkël (Q162p Tongeren)
|
venkel
I-7
|
30332 |
vensterluiken |
blaffeturen:
blafǝtyrǝ (Q162p Tongeren),
blafǝtȳrǝ (Q162p Tongeren),
blavǝtyrǝ (Q162p Tongeren),
plafǝtyrǝ (Q162p Tongeren),
plafǝtȳrǝ (Q162p Tongeren)
|
Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.]
II-9
|
33671 |
venweide |
broek:
bruk (Q162p Tongeren)
|
Weiland aan of rondom een ven. [N 27, 23c]
I-8
|
17914 |
verbergen |
verbergen:
verbèrge (Q162p Tongeren)
|
verbergen [ZND m]
III-1-2
|
18159 |
verbinden van een wonde |
invezen:
énvéstë (Q162p Tongeren)
|
verbinden: Een wond verbinden (banden, verbinden, zwachtelen). [N 107 (2001)]
III-1-2
|