33175 |
vorentrekker |
vorentrekker:
vu̯ǫrǝtrękǝr (Q162p Tongeren)
|
Het gereedschap, een soort hak met een pijlpuntig blad, om pootvoren te trekken. In sommige gevallen, zoals in lijst N 18, werd aan de zegslieden het gevraagde gereedschap alleen getoond op een tekening en werd hun gevraagd het stuk gereedschap te benoemen. In andere gevallen, zoals in lijst N 12 over de aardappelteelt, werd een stuk gereedschap omschreven en werd het doel aangegeven. De opgaven die deze verschillende vragen opgeleverd hebben zijn niet altijd eenduidig te onderscheiden. In dit geval van de vorentrekker blijkt uit de antwoorden dat men het gereedschap en met name de grotere exemplaren, ook kan gebruiken om aan te aarden. Zodoende lopen de termen van dit lemma gedeeltelijk parallel met die uit paragraaf 3. Zie derhalve ook de lemmaɛs Aardaardhak, Aanaardploeg en Aanaardhandploeg [N 18, 43; monogr.]
I-5
|
19712 |
vork |
fourchette:
om te eten
vërsjèt (Q162p Tongeren),
om te eten Ich léer hët kénd mèt lùppël en fërsjèt êtë Fr. fourchette
fërsjèt (Q162p Tongeren)
|
vork
III-2-1
|
24032 |
vormeling |
vormeling:
ne vùrmeling (Q162p Tongeren)
|
Een vormeling. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24031 |
vormen |
vormen:
veurme (Q162p Tongeren),
vùrme (Q162p Tongeren)
|
Vormen, het Vormsel toedienen [firme, fierme]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23343 |
vormsel |
vormsel:
t veurmsel (Q162p Tongeren),
t vùrmsel (Q162p Tongeren)
|
Het Vormsel [firmoeng]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25202 |
vorst, het vriezen |
gevreurte:
gəvryjørtə (Q162p Tongeren),
xəvrjørtə (Q162p Tongeren)
|
vorst (vriezend weer) [ZND B2 (1940sq)] || vorst, het vriezen [gevreur] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
24397 |
vos |
vos:
vòs (Q162p Tongeren)
|
vos: Hoe noemt u in uw dialect het roodharige hondachtige roofdier dat kippen steelt en vermaard is om zijn sluwheid? [N100 (1997)]
III-4-2
|
33811 |
vos, vospaard |
voes:
vus (Q162p Tongeren)
|
Licht- of rosbruin paard met witte manen, staart en poten. Onder de vossen zijn er diverse kleurnuanceringen: roodvossen (rode tot dieprode globe), goudvossen, zweetvossen (zwartachtig rood naar geel overhellend en glimmend), lichte vossen (geelbruin tot geelbruin), donkere vossen (van donkerbruin tot zeer donker roodbruin). [JG 1a, 1b; N 8, 63g, 63h en 63j]
I-9
|
23508 |
votiefmis |
votiefmis:
n vòtiefmès (Q162p Tongeren)
|
Een mis die gesticht is krachtens een gelofte, votiefmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18279 |
vouw |
plooi:
plói (Q162p Tongeren)
|
plooi
III-1-3
|