22464 |
boogschuttersgilde |
schutterij:
due sjùttërāj (Q162p Tongeren)
|
een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
24472 |
boom (alg.) |
boom:
bom (Q162p Tongeren)
|
boom [RND]
III-4-3
|
33511 |
boomgaard |
fruitwei:
fruitwei (Q162p Tongeren),
frø̄.t[wei} (Q162p Tongeren),
frøͅi̯.t[wei} (Q162p Tongeren),
wei:
wei}* (Q162p Tongeren)
|
boomgaard [ZND 22 (1936)]
I-7
|
24126 |
boomklever |
kleverkatje:
klēͅvərkeͅtšə (Q162p Tongeren)
|
boomklever (14 slechts op enkele plaatsen in Brabant; blauwgrijs boven, rossig onder; stevig, vrij lang snaveltje; klimt stammen op en neer; metselt aan nestgat; roep [watsj] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24127 |
boomkruiper |
boomkleveraar:
boͅumklēͅvəreͅr (Q162p Tongeren)
|
boomkruiper (12,5 net een muis die tegen boomstammen opkruipt; dun krom bekje; nest in spleten en gaatjes; roep kort hoog [tiet, tiet, tiet]; zang kort tiereliertjen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24128 |
boomleeuwerik |
koekelevie:
koekkëlëvīē (Q162p Tongeren),
liewerk:
lēyweͅrək (Q162p Tongeren)
|
boomleeuwerik || leeuwerik: boomleeuwerik (15 alleen in droog terrein (bijv. hei niet veel op trek; zang is heel helder, klokjesachtig [lululululu] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24129 |
boompieper |
begijntje:
bəgeͅŋkə (Q162p Tongeren)
|
boompieper (15 net een verkleinde uitgave van zanglijster [019]; alleen op droog, open terrein met bomen; zang kanarieachtig in een korte stijg- en daalvlucht; niet zeldzaam [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22843 |
boompje wisselen |
boomkat spelen:
bòumkat (Q162p Tongeren)
|
Kinderspel, waarbij de kinderen allen bij n boom gaan staan en proberen te verwisselen zonder dat de kat hen vat (of "priest").
III-3-2
|
24511 |
boomstronk |
kont:
koͅnt (Q162p Tongeren)
|
boomstronk, de stomp-met-wortels van een afgehakte boom [N 27 (1965)]
III-4-3
|
24130 |
boomvalk |
valk:
valk (Q162p Tongeren)
|
valk: boomvalk (38 zomervogel met zeer lange spitse vleugels, zwarte pet en knevels, rossige broek; jaagt snel hoog in de licht; is niet algemeen; broedt in alleenstaande bomen [N 09 (1961)]
III-4-1
|