23453 |
wijzerplaat van het torenuurwerk |
wijzerplaat:
de wajzerplaot (Q162p Tongeren)
|
De wijzerplaat van de torenklok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23454 |
wijzers van het torenuurwerk |
wijzers:
de wajzers (Q162p Tongeren)
|
De wijzers van de torenklok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34146 |
wild |
heet:
hęi̯t (Q162p Tongeren)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de stier. [N 3A, 17]
I-11
|
24277 |
wilde eend |
eendje:
ô’n(zjë) (Q162p Tongeren),
wilde eend:
wil oͅin (Q162p Tongeren)
|
eend || eend: wilde eend (58 overal bekend; groene kop en nek; bruine borst [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24278 |
wilde gans |
gans:
gās (Q162p Tongeren),
gàas (Q162p Tongeren),
gâ:s (Q162p Tongeren)
|
gans [RND] || gans: grauwe gans (± 80 net een tamme gans zonder wit; oranje bek; roep gelijk tamme gans [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17576 |
wilde hoofdharen |
bos:
boͅs (Q162p Tongeren),
duivelshaar:
düüvelswor (Q162p Tongeren),
wild haar:
wilt h(u)wor (Q162p Tongeren)
|
hoofdharen, wilde ~ [vliechhaar] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34026 |
wilde koe |
wilde koe:
wil [koe] (Q162p Tongeren)
|
Koe van onbekende of niet erkende afstamming. Bedoeld wordt een koe waarvan het ouderpaar niet bekend is of waarvan de afstamming niet is geregistreerd. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3a; monogr.]
I-11
|
33636 |
wilde reseda |
wilde rose dgypte (fr.):
naar Pâque
wille rozezjip (Q162p Tongeren)
|
I-7
|
24611 |
wilde roos (hondsroos, enz.) |
hanenkullen:
[Rosa canina]
hônëkùllë (Q162p Tongeren)
|
hondssroos
III-4-3
|
24873 |
wilde tijm |
tijmoes:
[Thymus vulg.]
taimës (Q162p Tongeren)
|
tijm
III-4-3
|